Een zachte, warme gloed zie ik in de mooie ogen van
Beer verschijnen. Hij vervolgt:
‘Ik kon het eerst ook niet geloven, lieve Haas. Helaas
kan ik er nu niet op ingaan, want ik wil Verkrasserniet storen als hij zometeen begint te verkrassen.
Zullen we er na de verkrassing over praten?’ Ik knik
verlegen. Een vraag brandt op mijn lippen, maar mijn
keel lijkt dichtgeschroefd en er komt geen woord uit…
Gelukkig bromt Beer gezellig verder:
‘Kom, ik breng je bij wat soortgenootjes van je. Konijnen
zijn toch familie van jou? Daar voel je je wellicht meer bij
op je gemak, dan bij zo’n grrrroooote brombeer als ik?’een knipoog volgt op zijn laatste plagerige opmerking.
Mijn gevoelens zijn verward, maar mijn hartje is wel wat
tot rust gekomen. Ja..., ik voel het zelfs warm worden door
de lieve, meelevende woorden van deze zachtaardige
knuffelbeer. Het is allemaal zo snel gegaan! Er blijft een
onbehaaglijk gevoel achter.
Kan ik hem vertrouwen?
Aarzelend stem ik met zijn voorstel in. We staan op en lopen langs de
rand van het open veld, de dieren aan onze rechterpoot latend. Door de
trage en vaste pootstappen* van Beer, kan ik hem goed bijhouden. We wandelen langs de aalbes- en frambozenstruiken. Mijn maag begint
spontaan te rammelen. De varens kriebelen aan mijn neus. Ik moet er bijna van niezen! Beer trapt het gras, de paardenbloemen en madeliefjes met zijn grote poten plat. Al snel komen we bij de sprong** konijnen aan… Die kijken verrast op.
'Een neefje!?'
*Voetstappen
**Groep
Hersenspinsels:
- Heb jij weleens een hekel aan iemand? Ik helaas wel...
- Hoe kan iemand, die mij/ons zo vreselijk veel pijn gedaan heeft, tóch mijn/onze vriend worden? Is dat wel mogelijk?