‘Lieve Haas, nu komt mìjn relaas…,’ zegt Aasbrenger met zijn ietwat hese stemgeluid. ‘Onze voorouders,’ en daarbij kijkt hij Vredepijler aan, ‘zijn al verschillende generaties bevriend. Het gaat terug naar de tijd dat er een Ark op het grote water voer en wij daar in hokken, met allerlei andere dieren, moesten verblijven.* De mensen op die boot zorgden uitstekend voor ons. En dat was noodzakelijk, want de aarde was helemaal bedekt met water. En díe vriendschap die onze voorouders hier sloten, is van groot belang gebleken bij het redden van dit uilskuiken.’ Een glimlach verzacht de strenge kop van Aasbrenger als hij vervolgt:
‘Er was een man, Elia genaamd, die zich bij de beek Krith moest verbergen**. Hij had daar geen eten. Daarom vroeg de Schepper ons, deze mens te voorzien van eten. En dat deden wij! Zijn ouders,’ en daarbij kijkt Aasbrenger Vredepijler liefdevol aan, ‘kenden dit verhaal door snavelige overlevering van de voorduiven.’
‘Dit is de reden dat járen terug, vader Vredepijler naar vader Aasbrenger kwam, met de vraag om te helpen. En zo gebeurde het, want wij raven dienen graag! Voor voedsel reizen wij nogal eens wat af. Daarom wist mijn vader een mooie grote rieten mand op de kop te tikken. Hij nam hem in zijn sterke snavel en vloog ermee met mijn moeder, oom, tante en vader Vredepijler naar de rand van de rots. Ondertussen vulden alle beschikbare familieleden van vader en moeder Vredepijler, de mand met gevonden blaadjes en mos, om zo een zacht bedje te maken op de bodem. Tegelijkertijd zochten enkele familieleden van vader Aasbrenger naar hamsters, muizen en kikkers, zodat het arme uitgehongerde kuiken al wat te eten had.’
‘Aangevlogen bij de steile rotswand, begon de moeilijke taak. Mijn oom, vader en tante hielden, met klapwiekende vleugels in de lucht hangend, het hengsel stevig in hun snavel. De rand van de mand hielden zij ter hoogte van het plateau. Vader Vredepijler en zijn vrouw duwden, staande op het plateau, voorzichtig met hun vleugels het zielige en zacht kermende hoopje uilskuiken in de rieten mand. Het totale gewicht van het geheel, was nèt te dragen voor de drie volwassen raven. Zwoegend vlogen zij zo snel als mogelijk weg naar een veilige plek, bang dat zij de mand met kwetsbare en kostbare inhoud zouden laten vallen. Om een lang verhaal kort te maken, mijn voorraven hebben dit uilskuiken gevoerd met muizen, ratten en welk ander voedsel ze konden vinden. Hij werd met de dag sterker en groter. Al snel kon hij zelf zijn eten gaan zoeken. Hij groeide voorspoedig en werd groot. Zo groot, dat hij ook een gevaar voor ons zou zijn geworden, áls hij ons niet zo dankbaar was geweest. De liefde die wij hem gegeven hebben, gaf hij ons terug door ons te beschermen voor zijn soortgenoten, en andere vijanden die ons graag opeten… Dít uilskuiken, lieve Haas, is onze Verkrasser geworden. Nu is het verhaal van het ontstaan van onze gemeenschap, genaamd Vregio, compleet.’ De snavels van de beide vogels en mijn snuitje zijn in een eerbiedig stilzwijgen gevallen.
Wat een verhaal...!
Vredepijler schraapt met zijn keel en vraagt vriendelijk geïnteresseerd:
‘Haas, heb je nog vragen? Anders horen we graag jouw verhaal.’ Ik schud bedenkelijk mijn kop.
‘Of ja… Toch wel!’
- Vredepijler en Aasbrenger hebben ervaren dat je in moeilijke tijden echte vrienden leert kennen. Hoe en waar heb jij jouw vrienden leren kennen of ontmoet?
- De raven luisterden naar hun Schepper toen hij tot hen sprak. Hoe spreekt onze HEERE tot jou en mij? Luisteren wij dan naar Hem?
- Vraag jij ook hulp aan jouw vrienden, wanneer je iets niet alleen kan? En als jou hulp gevraagd wordt, help jij dan? Ook als het moeilijk is of wordt? Misschien zelfs ten koste van jezelf? Wie is daarin jou tot voorbeeld?
- Aan welk Bijbels verhaal of verhalen, waarin mensen een rol spelen, moet jij denken wanneer je in het bovenstaande verhaal leest over de dienstbaarheid van de raven en duiven?
- God zegt in Zijn Woord dat je niet mag liegen en doden. De voorraven brachten dode dieren naar het Uilskuiken. Mocht dat wel? Het doet mij enigszins denken aan de oorlog. Er waren christenen die joden verborgen hielden voor de Duitsers. Er nota bene over logen tegen hen. Hoe vind jij dat?