vrijdag 25 maart 2022

37) Wat bedoelt Hij toch?

Iedereen heeft genoeg gegeten. Ze doen hun korven weer om hun snuit of snavel. Behalve Schepperszoon. Met een kuch en handgebaar vraagt Hij aandacht. Samen met Verkrasser staat Hij nog steeds op het vertrouwde plekje, midden in de weide. Op grote afstand hoor ik het gehuil van een wolf. 

Zou het Broer zijn? 

Vraag ik me kort in stilte af.


‘Lieve Vregiovrienden… Ik ervaar blijdschap en dankbaarheid onder jullie vanwege het feit dat Moerkonijn, Lamprei weer in haar poten mocht sluiten. Bovendien is er vreugde bij Mijn Vader in de hemel. Want een verloren Wolf heeft zijn schaapskleren uitgedaan en voegde zich bij Vregio! Het euvele plan, dat hij had gesmeed met zijn Broer, is mislukt. Poetor, voorheen Raarschaap, is diep getroffen door de liefde die jullie onderling aan elkaar laten zien. Jullie strijden om te doen wat jullie Schepper gezegd heeft in Zijn Woord, omdat jullie weten dat dit goed is voor iedereen. Daarmee hebben jullie de ander en jezelf lief, maar jullie Schepper het meeste! Er is veel liefde en vrede onder jullie. Dit alles heeft Poetor gezien in de korte tijd, dat hij in jullie gemeenschap leefde. En daarom is ook zijn neefje met hem meegekomen.’ Mijn hazenbrein registreert dat Poetor en Drentel onrustig worden. Timide dwalen hun ogen over de menigte heen.


Alweer hoor ik ver weg het zachte, angstaanjagende wolvengehuil van Broer. 

Gelukkig is Schepperszoon in onze gemeenschap! 

‘Pfffffff,’ zucht ik opgelucht. Na een liefdevolle blik op de volwassen wolf en zijn neefje, zet Hij Zijn toespraak voort.
‘Jullie hoeven niet bang te zijn hoor. Alle Vregioleden nemen jullie in liefde en vergeving in de gemeenschap op. Is het niet zo?’ Stilzwijgend stimuleert Schepperszoon ons, door iedereen liefdevol in de ogen te kijken, en vervolgt:

‘Zó lief heb ik jullie allemaal, dat Ik voor Mijn Vaders schepselen wilde sterven om te betalen voor al hun zonden.* Jullie mochten vergeving ontvangen. Heb elkaar met diezelfde liefde lief,’ de heldere stem zwijgt wederom. Diep dringen de woorden mijn hazenhartje binnen… Plotseling realiseer ik me:

Mmmmmaar als Hij gestorven is? Hoe kan Schepperszoon dan hier staan???

Onwillekeurig schud ik mijn kopje heen en weer. Met niet begrijpende ogen kijk ik de Spreker aan. Deze glimlacht echter.

‘Haas, door de kracht van Mijn Vader en Zijn Heilige Geest ben Ik opgestaan uit de dood. Weet je nog dat Vredepijler dat vertelde? Mijn taak is nu, voor alle schepselen te gaan bidden bij Mijn Vader, opdat ze in Mijn offer geloven tot vergeving van hun eigen zonden. Daarom kan Ik niet bij jullie blijven, en geef Ik jullie dit Scherp gouden Woord~en~Boek.’ Nogmaals hoor ik op grote afstand wolvengejank. Opnieuw negeer ik het, te nieuwsgierig naar wat er nog meer gezegd gaat worden.


‘Dit Woord blijft bij jullie!’ Hij houdt het goudglanzende Boek omhoog. ‘Mijn Geest spreekt daaruit en zal jullie troosten en leiden. Houdt het dicht aan je hart in Mijn afwezigheid. Ik beloof jullie een andere Trooster te geven, Die bij jullie blijft tot in eeuwigheid.** Want de boosheid en slechtheid zit er diep in hè? De honger naar vlees… Of niet Verkrasser? Leeuw?’ Er gaat een vertroostende schok door mij heen.

Schepperszoon heeft het gezien!!! 

‘Brrrrrrrrrr!’ snuif ik onverwachts een koude rilling weg. 

Houdt dat gejank nou nooit op???


‘Ja Haas, ik heb jouw angst gezien! Bovendien dat Broer nog steeds, ver van ons verwijderd, zijn dreigende geluid laat horen. Daarbij het verdriet dat jij hebt omdat jouw Vooi is opgegeten door Broer en zijn familieleden. Desondanks schonk ook jij vergeving. En juist jij, gaf Raarschaap de naam Poetor! Heb jij toen niet die warme tinteling in jouw buik ervaren? Wat heeft dit jou, de Vregiogemeenschap en de wereld te zeggen? Hoe verder? Ik zie de vraag in jouw en jullie ogen…’


‘Jullie mogen allemaal jullie korven afdoen, zodat jullie snuif, gekef, gegrom of brom helder te horen is. Tenzij je denkt dat de verleiding om te doden te groot is natuurlijk.’ Begripvolle ogen ontmoeten de ogen van de vleeseters. Een paar ademteugen zwijgt hij, zodat Zijn woorden tot ons door kunnen dringen.

‘Verkrasser heeft het goed bedoeld, maar hij moet geen wetten instellen die geboden of regels van Verkrasser zijn, en niet van Mijn Vader en Mij. Het kan een hulpmiddel zijn, maar beter is om naast elkaar te staan, zoals jullie al deden. Samen voedsel zoeken. Haas, Schaap of Gazelle? Ga niet alleen met een wolf of leeuw op pad. En jullie wolven en leeuwen? Laat jullie daartoe niet verleiden. Breng de vleesetende dieren niet in de verleiding door het hen gemakkelijk te maken. Sta om elkaar heen. Daarin hebben jullie allemaal een taak! Draag Mijn Woord altijd met je mee en op jullie hart, zodat het als een schild om jullie heen zal staan. Door de zondeval in het paradijs, waar Verkrasser jullie van verteld heeft, is de aarde veranderd. Doornen en distels. Zonden… Jullie karakter is veranderd. In het paradijs was er geen dood. Nu wel! Doordat de mens van die boom van kennis van goed en kwaad heeft gegeten, ondanks dat Mijn Vader, jullie Schepper, dit verboden had. Ze werden uit die mooie hof gezet, want anders konden zij eten van de Boom des Levens. En dan? Zouden zij eeuwig leven maar…, wèl op een aarde die niet meer goed was. Waarbij de strijd tegen de zonde eeuwig zou zijn. En dat is nu nèt, wat Mijn Vader niet wilde! Jullie Schepper is een Rechtvaardig God, en Hij kan en wil de zonde niet ongestraft laten…’


‘Daarom heeft Hij Mij naar de aarde gezonden. Ik ben een Mens geworden, om voor alle zonden van de mensen te betalen. Er komt een nieuwe hemel en aarde waarop een ieder zal wonen, die gelooft in Mijn offer aan het kruis. Geen haat, ziekte en dood meer, maar eeuwig zalig Leven! Voor jullie geen angst meer om gegeten te worden, omdat er geen honger meer is naar vlees. Zojuist waren we bij Broer wolf, die het snode plan had gemaakt om eenvoudig uit jullie gemeenschap dieren te kunnen roven en doden, omdat hij verlangde naar een fijn leven op deze aarde. Ook voor hem ligt nog steeds deze goede Boodschap klaar. Ik herhaal hier nog even de Woorden, die Ik tegen Broer sprak:’



“Wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal omwille van Mij, die zal het behouden."
‘Wie niet gelooft, zal niet leven maar sterven. Hoe hard Broer ook zal werken aan het behoud van zijn leven. De dood is al aanwezig in hem, tenzij hij gaat geloven in Mijn sterven en opstanding voor zijn aardse, zondige leven... Dát, staat in dit Boek geschreven. Alles wordt nieuw, wanneer ik terugkom van Mijn Vader! Verkrasser heeft het jullie al eerder verkrast…’ Het gejank van Broer is nog steeds zacht op de achtergrond aanwezig, maar ik voel me veilig. 

De Zoon van de Schepper is immers bij ons…


‘Straks ga ik jullie verlaten…’ Ineens valt het worteltje! Ruw onderbreek ik Hem, en gil onthutst:

‘U zou toch terugkomen? Waarom gaat U alweer weg??? U kunt niet weggaan! Ik heb U nog nodig! U bent nu toch teruggekomen? Hoe lang moet ik nog wachten op de nieuwe hemel en aarde? Geen pijn en verdriet meer… Broer krijgt Zijn verdiende loon! Hij wilde U niet geloven… Laat ons niet alleen…!’ Mijn hazenkopje ploft bijna. Moerkonijn geeft verschillende pootstoten* en vele dierenogen staan verwijtend op mij gericht. Een misselijkmakend gevoel valt langs mijn slokdarm in mijn buik.

‘Zo mag je niet tegen Schepperszoon praten!’ fluistert Moerkonijn berispend. Maar Hij reageert zeer liefdevol.

‘Weet je nog, wat Aasbrenger tegen jou gezegd heeft?’ Ik schud mijn kop. 


Wat bedoelt Hij toch?


*Zoals je elleboogstoten geeft bij mensen

*Een verwijzing naar Johannes 3 vers 16 - HSV

**Johannes 14 vers 16 - HSV



Volgende hoofdstuk


Vorige hoofdstuk


Hersenspinsels:

  1. Hoe hou je de wedloop vol? Zoals Haasje zich afvroeg. Redden we het met onze meelopers? Ook als er in de verte wolvengejank is te horen? Gejank dat steeds dichterbij komt? Met andere woorden: het gevaar en de verleidingen die jou of mij afbrengen van het geloof in Jezus Christus tot vergeving van zonden... Heb ik daarvoor de geestelijke wapenrusting (Efeze 6 vers 10 tot en met 20), waar Schepperszoon naar refereert, al aangetrokken? En jij?
  2. Poetor is geraakt door de liefde onderling in de gemeenschap. Ik vraag het nog een keer aan mezelf en jou, omdat het zo'n belangrijke vraag is: Hoe is dit bij ons in de kerkelijke gemeente? En hoe help ik daaraan mee? Denk aan Johannes 3 vers 16 - HSV.
  3. Geloven wij in Jezus Christus? Dat God de wereld zo liefhad, dat Hij Zijn Eniggeboren Zoon gegeven geeft? Is Zijn Heilige Geest al in mij uitgestort? En heb jij Hem al mogen ontvangen? Hele kwetsbare, heilige en gevoelige vragen, die van levensbelang zijn! (Johannes 14 vers 16 - HSV)
  4. Heb ik mijn dood verloren in het Leven van Jezus Christus? Of probeer ik krampachtig mijn leven te behouden? En blijft juist dáárdoor de dood in mij? Zoals geschreven staat in Markus 8 vers 35. Hoe is dat bij jou? Heeft Jezus Christus jouw dood, door het geloof in Hem, ook overwonnen?
  5. Haasje is heel erg geschrokken. Het dringt tot hem door dat hij/zij alleen gelaten gaan worden door Schepperszoon en dát wil hij niet! Nog langer lijden op deze aarde... Maar is dat wel zo? Worden ze alleen gelaten? En is dat eigenlijk niet egoïstisch van Haasje?(Johannes 14 vers 16 - HSV). Zijn wij alleen gelaten toen de Heere Jezus naar Zijn Vader in de hemel ging om voor ons te bidden? Verlangen wij naar Zijn terugkomst? Waarom verlang ik daar naar? Vanwege de heerlijke toekomst? Zonder pijn, verdriet en ziekte? Of verlang ik naar de volledige nabijheid van mijn Zaligmaker? Om bovendien de Drieënige God, volmaakt te kunnen loven en prijzen? Of een combinatie van dit alles? Wat voert bij mij de boventoon? En bij jou?

vrijdag 11 maart 2022

36) Beangstigende twijfels...



Schepperszoons ogen schitteren ons warm tegemoet. Heilige eerbied vervult mijn hazenhartje. Terwijl Hij Zijn heldere stem laat horen, staren alle dieren met aanbidding naar Zijn heerlijke verschijning.

‘Allereerst verzoek ik Aasbrenger naar Moertje te gaan, om haar te vragen een maaltijd te bereiden op de Verkrassersweide.’ Ik zie de oogjes van mijn neefje een snuif levendig worden, waarna ze direct overweldigd worden van vermoeidheid. Snel richt ik mijn aandacht wederom op de Spreker. ‘Dit om met elkaar te vieren dat Lamprei terug in ons midden is. Vredepijler? Ga jij met hem mee? Moertje en haar kroost hebben jouw dietale* steun nodig. Zeg haar dat Ik samen met Ramkonijn en al onze Vregiovrienden, Lamprei thuis zal brengen. Verkrasser? Aan jou de taak de dieren samen te krassen. Oh…, en voor jullie gaan? Houden jullie de snavelkorven aan, zodat er geen onrust en verwarring ontstaat?’ De drie vogels aanvaarden hun opdracht. Respectvol buigen zij voor Schepperszoon neer, en vliegen met spoed heen om hun taak te vervullen. Met een vriendelijke glimlach stapt de Ruiter van Zijn Paard. Fluistert iets tegen Ramkonijn, die goedkeurend knikt. Vervolgens neemt Hij behoedzaam mijn slapende neefje in Zijn armen, en bestijgt Zijn Paard.




‘Kom,’ zegt Hij vriendelijk, ‘volg mij.’ Dankbaar voor dit meelevende gebaar, omdat de reis voor Lamprei te veel zou zijn en het kleintje nu uit kan rusten, volgt Ramkonijn met blijdschap Schepperszoon. Ik loop naast hem. Ramschaap en Ooi lopen achter ons. Slang glijdt over de grond mee. Als laatste volgen Poetor en Drentel. Ik kijk een snuifje om en vang de timide blik op van Poetor. Spontaan geef ik hem een knipoog. De vuurvliegjes fladderen om ons heen. We naderen het wortelveld. Haastig pluk ik twee wortels, waarvan ik er één aan Ramkonijn geef, zodat we de ergste honger alvast kunnen stillen. Lamprei is zich onbewust van zijn omgeving in de veilige armen van Schepperszoon. 

De veiligste armen Die hij ooit kan wensen!


‘Whfffft…’ Inmiddels is de rij langer geworden. Ramlam loopt blij, poot in poot, tussen Ooi en Ramschaap in. Ook de rest van de kudde sluit zich aan. Met de snuitkorf om onze nek, onder het genot van het knabbelen aan onze wortel, wandelen we aan de overkant het voor mij onderhand vertrouwde bos in. Niet lang daarna voegen de everzwijnen, en vervolgens ook de herten zich bij ons. Heerlijke geuren van voedsel weten mijn snuit te vinden... Mijn hazenhartje zwelt op van blijdschap. Impulsief pak ik de poot van Ramkonijn stevig vast. Verkrassersweide komt in zicht en Beer staat al op zijn wachtpost! Woorden zijn op dit moment niet nodig, om aan elkaar te vertellen hoe wij ons voelen. Voor zover mogelijk huppelen en springen we nog sneller richting ons einddoel. In de verte horen we wolvengehuil, maar daar storen we ons nu niet aan.

Schepperszoon is immers bij ons?


De lange benen van het Paard stappen over de struiken heen. Hoog op het zadel gezeten kijkt Schepperszoon, nadat Hij eerst Beer vriendelijk toe geknikt heeft, met vreugde over Verkrassersweide. Het is een kakofonie van ietwat doffe geluiden. Ik zie Japie bij de ketel in het midden van het veld staan. Ollie houdt hem gezelschap. Leeuw en zijn gezin liggen lui in het gras. Naast hen zie ik Gazelle staan. En Wolf, het vriendje van Lamprei. Samen met zijn familie praat hij met de muizen en de remmels, de broertjes van Lamprei. Mijn ogen zoeken naar Moertje.

‘Moer!’ hoor ik ineens een klein snuifje roepen. Lamprei heeft haar, vanaf zijn hoge positie, al wel ontdekt.


Ach ja… Het is zijn Moertje. Pulster noemde ze mij pas geleden. Net als Moerhaas… 

Snik… Ik druk deze zwaarmoedige gedachte snel weg. 

Vandaag is een dag van dankbare blijheid!


Met een glimlach laat de Zoon van de Schepper Lamprei gaan. Vol jeugdige hernieuwde energie van zijn hazenslaapje, huppelt hij Ramkonijn snel vooruit richting Moer. Zij vangt hem gloedvol en verrukt op in haar konijnenpoten. Haar ogen schitteren vochtig. Zijn broertjes en zusjes springen er lachend omheen. Tot… Ineens staren alle ogen met ontzag richting de rand van het bos.


Op de zojuist nog rumoerige weide, hangt nu een verwachtingsvolle stilte. Statig stapt het witte Paard richting het midden van het veld. Bij de afgezaagde boomstam, vlak naast de ketel met heerlijk geurend eten, houdt hij halt. 

‘Schepperszoon,’ Moertje buigt en maakt zich klein, ‘wat een eer dat U hier bent! U heeft mijn Kleintje teruggebracht. Blijft U eten?’ Hij stijgt af, bukt en richt haar op.

‘Jouw gebeden zijn verhoord. Laten we met dankbaarheid en vreugde het eten dat jullie klaargemaakt hebben gaan gebruiken.’


Een trage vleugelslag horen we boven onze koppen. We kijken omhoog. Onze leider vliegt met zijn dienstkruiers zeven keer rondom het veld. Zij dalen neer. Verkrasser landt op de uitgestoken arm van Schepperszoon. Zes Vredepijlers en zes Aasbrengers gaan met hun manden, zoals gebruikelijk, in een ster om de boomstam heen staan. Nederig buigen zij met een rechtervleugelzwaai voor de Zoon van de Schepper. De zon laat zijn krachtige stralen door de gaten van het bladerdak heen schijnen. Mijn gedachten staan helemaal stil. Zoveel schoonheid, liefde, respect en macht heb ik nog nooit gezien… Woorden schieten tekort om de schoonheid van deze volmaakte Mens te omschrijven. Mijn buik tintelt wederom van warme vreugde. Snuifeloos ben ik… Hij vraagt de Aasbrengers hun manden één voor één te vullen met het bereide voedsel, en terug te gaan naar hun positie. Wij kunnen alvast in de rij gaan staan om het eten te ontvangen van één van de zes Aasbrengers. Tevreden kijkt Schepperszoon naar alle bedrijvigheid. Verkrasser knikt hem dankbaar en blij toe, geduldig wachtend op welke taak Hij gaat krijgen van Zijn Meester.


Beschroomd talmen Poetor en Drentel aan de rand van de weide. Ik krijg medelijden met hen en denk aan de liefdevolle woorden van Moertje: Haas, kom jij niet mee? Jij hoort er ook bij! 

Mijn plaats in de rij geef ik op en ik spring naar hen toe.

‘Kom, jullie mogen mee-eten hoor! Jullie horen er nou ook bij.’ Hun ogen lichten blij op. Samen sluiten we achteraan aan. We zijn gauw aan de beurt. Schepperszoon vraagt aan Zijn Vader een zegen over het eten. In vrede verorberen we onze maaltijd. Ondertussen maakt Hij met iedereen oogcontact. Geen enkel dier voelt zich genegeerd of ongezien door de Zoon van de Schepper.



Poetor en Drentel genieten van het lekkers. 

Doet honger gekookte bonen smaken als vlees? vraag ik me af. Want verderop zie ik Leeuw, Leeuwin en hun welpen aarzelend eten. Ik spits mijn hazenoren die de zachtste geluiden kunnen waarnemen, en hoor hen zachtjes grommen:

‘Mwah…, het is in ieder geval niet meer zo vies als de eerste keer.

Maar lekker is anders… Grmpfffff, vlees…’ Het verlangen straalt uit Leeuws ogen. De welpjes mopperen. De goedige aanmoediging van Leeuwin zorgt ervoor dat zij hun deel opeten. 

Ik begrijp het ook wel… Als ik ineens mijn dieet helemaal moest omgooien…? 

Hun worsteling maakt mij echter eveneens bezorgd en angstig. 

Hoe houden zij dit vol?



*Mentale


Volgende hoofdstuk


Vorige hoofdstuk


Hersenspinsels:

  1. Lamprei had een kinderlijk vertrouwen in Zijn Schepper. Dat hebben jullie kunnen lezen in hoofdstuk 24. En de oudere dieren laten zien dat ook zij in dat kinderlijke geloof meegaan. En Haasje maakt het vol ongeloof mee... Maar wat je hier ook ziet gebeuren , is dat het verlangen van Haasje verder gaat groeien naar het simpele vertrouwen in de Schepper. Naar het zich veilig kunnen toevertrouwen aan de Schepper, zoals Lamprei dat laat zien. Je leest verschillende keren in de Bijbel over de verhouding van kinderen tot de Heere Jezus. Neem nu Mattheüs 18 vers 1 tot en met 14 waarin we gewaarschuwd worden tegen eerzucht en te worden als een kind... Wil ik als een kind worden? En hoe behandel ik kinderen? Of m.a.w. nederigen? Laat ik hen struikelen? Zodat ze niet meer in Jezus geloven?  En jij? Dan denk hierbij ook direct aan het moment dat de kinderen voor Zijn zegen bij de Heere Jezus gebracht werden. De discipelen echter, wilde de kinderen wegsturen (Markus 10 vers 13 tot en met 16). Wat zei Jezus toen in dit schriftgedeelte? 
  2. Schepperszoon gaat in overleg met Ramkonijn. Neemt vervolgens Lamprei bij zich op het paard zodat de kleine onfortuinlijke en ondeugende avonturier kan uitrusten. Hij was zo gehoorzaam geweest aan Verkrasser door zijn snuitkorf te dragen. Tevens had hij goed opgelet hoe zijn vader een burcht maakte. Vervolgens zelf gedaan, waardoor hij kon ontsnappen met de andere gevangen dieren! Uiteindelijk belandde hij nu, vermoeid maar veilig, in de armen van Schepperszoon. Terwijl ik daaraan denk, komt de tekst bij mij naar boven uit het Bijbelgedeelte Mattheüs 11 vers 25 tot en met 30. Vers 28: Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven. Gods juk is zacht en zijn last is licht... Begrijp jij wat de Heere Jezus met deze gesproken woorden bedoelt? 
  3. 'Hoe houden ze het vol?' Naar aanleiding van deze vraag van Haasje, gingen mijn gedachten naar Hebereeën 12 vers 1 tot en met 17.  Met volharding lopen de wedloop lopen die voor ons ligt. Het afleggen van onze lasten en zonden, terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God. Loop ik deze wedloop? Alleen? En jij?
  4. Haasje trekt de nederige Poetor met zijn neefje helemaal bij de gemeenschap. Hier zie je wat ècht berouw en bereidwillige vergeving doet in een relatie! Zijn wij tot beiden bereid? Ik besef hoe moeilijk dit kan wezen. Trauma's die in de weg kunnen liggen. Ik weet er zelf helaas ook van. En tóch... Lopen jij en ik deze wedloop?  
  5. Hoe heerlijk vertroostend en bemoedigend is het om tijdens het lopen van mijn wedloop het lied 'Veilig in Jezus armen, geschreven door Johannes de Heer, te horen en mee te zingen. Zing je en loop je met Hem en mij mee? We hebben elkaar zo hard nodig, om elkaar aan te moedigen in het volharden van de wedloop. Althans, zo ervaar ik het wel. En jij?





29) Fijn kneepje

   ‘Nee!’ Verbijsterd grijp ik de poot van Ramkonijn. Onze poten zijn klam van het koude zweet. Angstig voor wat we lezen in elkaars ogen, s...