Geschrokken kijkt Raarschaap met grote ogen naar mij, zijn belager. Nog geen snuif later rolt hij gewillig op zijn rug, trekt zijn poten tegen zijn grote lijf en jankt zachtjes. Woest stomp ik met voor mij ongekende kracht, in de kwetsbare buik van dit schuldige dier.
‘Hou op! Hou op! Dat is mijn oom!’ hoor ik welperlijk* luid keffen. Raarschaap reageert echter verbazingwekkend verdraagzaam op erbarmelijke keftoon:
‘Nee Drentel. Ik heb het verdiend.’ Mijn vloed van tranen droogt onmiddellijk op. Uitgeput leg ik mijn kopje met gesloten ogen op zijn beurse buik neer. Geen blad hoor ik ritselen en geen takje kraken.
‘Kom. Sta op Haas. Wat een verdriet! Je hebt ons laten schrikken.’ Ramkonijn helpt mij liefdevol op mijn achterpoten. Een klein klam konijnenpootje pakt mijn linkerpoot.
Warme troost vloeit er door mij heen en blust een béétje van het brandende gemis naar Vooi en Moerhaas. Ik hunker, met dat pijnlijke gevoel van een weten tekort geschoten te hebben, naar Remmel, mijn broertje en zusjes.
Zouden zij nog leven? Missen zij mij wel?
Ramkonijn… Wat is hij lief en vergevingsgezind. Moertje die smachtend uitkijkt naar de thuiskomst van haar ondeugende Lamprei. Verlangt mijn hazenfamilie nog wel naar mijn terugkeer? Zoals ik daar ook naar verlang?
Deze gedachten schieten als kogels diep door mijn hazenkop en hartje… Stotend haal ik adem en knijp het pootje van mijn neefje nog steviger vast. Ik begin te beven en spontaan te klappertanden. IJzige kou doortrekt mijn lijf… Dichter drukt Lamprei zich tegen mij aan, zijn waterige oogjes eerst naar mij opgericht, drukt hij nu tegen mijn vacht.
Ramkonijn geeft mij een opbeurend zacht kneepje in mijn schouder. Zijn ogen staan meelevend.
‘Woorden schieten tekort…’ Uit deze door hem gesproken woorden proef ik levenswijsheid. Een melancholische glimlach vliegt er over mijn snuit, door de gedachte aan Moerhaas, die altijd zei:
“Als je geen woorden kunt vinden om te zeggen wat je bedoelt? …zijn woorden vaak overbodig. Het gaat erom wat je van binnen voelt…”
Het vachtcontact met Lamprei en het woordeloze meeleven verwarmen mijn hart.
‘Dank jullie wel voor de liefde die ik van jullie ontvang. Het verzacht het gemis.’
‘Ik vind jou anders niets lief!’ huilt Drentel opstandig.
‘Ho ho, neefje… Haas heeft helemaal gelijk dat hij zo laaiend boos is,’ zijn ogen staan treurig en schuldbewust. ‘Ik durf je haast niet om vergeving te vragen. Het voelt te gemakkelijk. Het was mijn schuld dat jouw lieve Vooi… Wat kan ik doen? Er is niets…, waarmee ik het goed kan maken…,’ zijn blaf breekt. Mijn laatste restje boosheid vloeit weg. Tegen zoveel boetvaardigheid kan ik niet op. Zijn rug staat bol, zijn staart hangt tussen zijn poten en zijn oren staan plat. Ik word er stil van en kijk vermoeid om mij heen. Iedereen staart naar ons vijven. De vuurvliegjes verspreiden een kring van licht over ons heen. Afgemat houd ik me met de moed der wanhoop, op mijn bijna krachteloze achterpoten staande.
‘Vooi,’ fluister ik verdoofd. Mijn zacht wollige neefje. Zijn warme lijfje. Automatisch sla ik mijn voorpoten om Lamprei heen. Mijn hazenkop rust op zijn kleine kopje. De troostende ogen van Ramkonijn kijken in de mijne. Alle dieren staan bewegingsloos en ontroerd. Ik ervaar liefde, warmte en medeleven van hen allen in…, hun zwijgzaamheid.
Schepperszoon, de schapen, Slang, Vredepijler, Aasbrenger, Raarschaap en ja… Zelfs van Drentel, die met vragende ogen naar zijn oom opkijkt.
Ach Vooi, wat mis ik jou…
Ik sluit voor een paar snuiven mijn ogen en denk terug aan mijn gesprek met Vredepijler en Aasbrenger.
Moerhaas… Mede door mij! Lieve Vooi… Ik heb haar alleen gelaten bij de hongerige wolven!
Met een flits besef ik:
Raarschaap was zojuist moediger dan ik dat ooit geweest ben… Door hem is Lamprei gered! Waar zouden de andere geredde dieren zijn? Ik vraag het Lamprei.
‘Zij wilden snel naar hun familie terug, voordat de wolven terugkwamen,’ is het begrijpelijke antwoord. Geleidelijk voel ik de krachten in mijn achterpoten terugkeren, mezelf bezorgd realiserend dat Broer het bos opnieuw is ingegaan om…
‘Brrrrrrr.’
Hun eigen keuze… Maar…, zijn broertje staat hier tegenover mij! Bedachtzaam vol emotie spreek ik, aanvankelijk nog aarzelend:
‘Mijn verdriet om Vooi, die mijn pulsterlingen bij zich droeg, is groot. Het doet mij goed om te zien hoeveel gewetenswroeging jij hebt over jouw aandeel in haar dood.’ Ik slik en met meer vertrouwen en rust vervolg ik: ‘Jij hebt jouw leven veranderd. Bent tegen jouw eigen Broer opgestaan en je hebt Lamprei gered! Alhoewel die lege plek in mijn hazenleven blijft, kán ik niet anders dan jou vergeven. Jouw naam Raarschaap doet jou geen recht. Het is gemeen. Vanaf nu noem ik jou Poetor, in plaats van Raarschaap. Deze naam past goed bij jou, en ben jij helemaal waard. Want Poetor is een samentrekking van “poenitens salvator”. En dat betekent boetvaardige redder.’ Zodra ik deze laatste woorden uitspreek, ervaar ik een enorme rust en vrede mijn hazenlijf doorstromen. Mijn buikje tintelt van warme blijdschap en een langgerekte vredige zucht ontsnapt aan mijn snuitje.
‘Dddit heb ik niet verdiend,’ schudt de toegesprokene aangedaan zijn kop. ‘Het is Slang die mij overtuigde mee terug te gaan, om in Vregio te blijven wonen en vrede te stichten, vanwege de wil van de Schepper. Hem moet je bedanken. En..., de Zoon van de Schepper,’ voegt hij er beschroomd aan toe, met zijn ogen als laatste eerbiedig gericht op Schepperszoon.
‘Juist wel, Poetor!’ Nogmaals glijdt zijn naam over mijn hazenlippen. Ik proef een onbeschrijflijke vreugde, waarna ik hartstochtelijk vervolg:
‘Jij hebt het juist wel verdiend, want je bent gehoorzaam geweest! Het ultieme bewijs van jouw liefde...’ Met respect buigt de berouwvolle wolf zijn kop. Een zachte en liefdevolle glans omstraalt hem. Er heerst vregioschap**, voor de hut waar Lamprei en de andere dieren de afgelopen nacht gevangenzaten. En de Zoon van de Schepper schittert luisterrijk…
*Kinderlijk
**Het heersen van veel vrede met alle dieren
Hersenspinsels:
- De reactie van Raarschaap... Is het niet bijzonder? Hij draagt gewillig de gevolgen van zijn eigen daden... Zou ik hiertoe bereid zijn? En jij? Hoe verschillend reageerden de twee moordenaars/misdadigers aan het kruis in Lukas 23 vers 39 tot en met 43. En hoe reageerde de Heer Jezus op de schuldbelijdenis en vraag om genade van één van beide?
- Raarschaap is zich terdege bewust van zijn verkeerde gedrag. Aan het feit dat hij zijn 'straf', door Haasje gegeven, lijdzaam ondergaat laat zien hoe berouwvol hij is. Hoeveel begrip hij heeft voor de pijn van Haasje van het gemis van zijn lieve Vooi. Júist dit gedrag blust de woede van Haasje. Voor mij is dit wel herkenbaar. Woorden, zoals sorry, zijn heel gemakkelijk gezegd. Het gedrag erbij en erna, laat echter zien hoeveel berouw er werkelijk is! Mijn bereidheid te vergeven kan dan wel aanwezig zijn, maar wanneer dat berouwvolle gedrag er niet of nauwelijks is, vind ik het heel moeilijk daadwerkelijk te vergeven. Hoe is dat voor jou?
- Raarschaap liet zich gewillig straffen door Haasje, die hij veel pijn en verdriet heeft bezorgd... David werd verleidt en aangezet door de satan tot de zonde van de Volkstelling beschreven in 1Kronieken 21. Toen God Israël trof, besefte David dat dit slecht was in de ogen van God. De HEERE gaf hem de keuze in drie straffen, en David koos om gestraft te worden door de hand van de HEERE, niet door mensen. Hijzelf had immers gezondigd tegenover God... Aanvaard ik gewillig mijn straf op aarde, die mij toekomt over mijn zonden? Maak ik het goed met de mensen die ik daarmee benadeeld heb? En leg ik het eerlijk voor de HEERE neer, tot vergeving van zonde? En jij? David ging toen de HEERE Zijn zwaard via een engel over Jeruzalem liet gaan, in gebed. Hij vroeg om beëindiging van de pest over het volk, en om enkel straf over zichzelf en zijn familie, want het was Davids eigen zonde. En niet de zonde van het volk...! God verhoorde zijn gebed, de engel met het zwaard verdween en de pest werd niet meer gevonden onder het volk. Dat wij in deze als David zullen handelen!
- Paulus, een apostel van de heer Jezus, werd aangesproken door Jezus op zijn verkeerde gedrag. Hij vervolgde de volgelingen van Jezus, door ze gevangen te nemen, te geselen en te (laten) doden. Tót Jezus Christus hem zelf aansprak. Dit alles kan je lezen in Handelingen 9, 22 en 26. Wat ging Paulus toen doen?
- Raarschaap werd Poetor genoemd door Haasje. Een samentrekking van boetvaardige(poenitens) redder(salvator)... Wie is dé volmaakte boetvaardige Redder? Ik heb het al bij een eerder hoofdstuk gevraagd. Maar..., het is zo'n belangrijke vraag, dat ik hem nog een keer stel: Heb ik Jezus Christus al ontmoet tot vergeving van zonden? En jij? En wat doen wij daarmee? Geloven wij Hem en Zijn belofte?