dinsdag 18 januari 2022

30) Mijn naam is Haas


Ik wist niet dat ik nóg angstiger en wanhopiger kon worden. Ramkonijn zie ik ineenkrimpen. Verslagen sla ik mijn poten om hem heen. Een enorme woede komt omhoog. 


Niet nog een keer!!! Mijn neefje móet gevonden worden.

 

Verwilderd laat ik mijn familielid los en neem onbewust de leiding.

‘We moeten in de hut kijken en Raarschaap en Slang vinden! Verkrasser, dit kan toch niet!? Jij ziet goed in het donker, ga jij zoeken, ja?’ Het laatste klinkt scherp. Haast als een bevel aan onze grote leider. Zijn ogen staan verbaasd. Onthutst krast hij niet tegen en knikt instemmend. Waarna ik fier rechtop en vol energie en vertrouwen vervolg:

‘Wij nemen de vuurvliegjes mee naar de hut. Niet de moed verliezen Ramkonijn. We gaan jouw zoon vinden!’



Waar het vandaan komt? Schepper zal het weten, want mijn naam is Haas…


De volle maan is inmiddels achter de wolken verdwenen. Uil is opgestegen en vliegt met rustige vleugelslag door het bos. Zijn ogen spieden naar Raarschaap en Slang. Ondertussen zijn wij bij de hut aangekomen. Het is voor een groot deel overwoekerd met klimop. Ongemerkt versnelt mijn ademhaling. Mijn borst en buik zwellen op met frisse avondlucht, die weer met horten en stoten via mijn neus ontsnapt. De deur piept zachtjes bij het openen. 

Die geur…! 

Ik klem geschrokken de poot van Ramschaap.


De geur van wolven… Zou…
Mijn maag komt in opstand en ik knijp in mijn snuit, sluit even mijn ogen om mezelf resoluut aan te pakken. 

Lamprei heeft ons nodig. 

We gluren waakzaam naar binnen. Het is nog te donker. Ik kijk de aarzelende Ramkonijn aan en fluister:

‘Je hoeft niet mee naar binnen hoor. Ik kan samen met Ramschaap…’ Mijn onafgemaakte zin blijft in de lucht zweven, omdat Ramkonijn onwillig zijn kop schudt en vastberaden zegt:

‘Ik zou zijn moeder niet in de ogen durven kijken als ik jou alleen liet gaan, Haas. De vuurvliegjes vliegen over onze koppen naar binnen. Onzeker en bang voor hetgeen we te zien krijgen, poten we de drempel over. Instemmend volgen de schapen, naar hun aard.




Aarzelend sta ik midden in de ruimte naast een tafel stil. Ik zie aan de achterwand van het huis verschillende hokken staan. Hun deuren staan open en de voederbakken die erin staan zijn leeg. Mijn ogen richten zich naar de rechterwand. Op planken die aan de wand bevestigd zijn, zie ik allerlei schedels van verschillende grootte liggen. Mijn adem stokt. Daaronder liggen allerlei dierenhuiden op de grond. Hoog in de hoeken van de ruimte zie ik allerlei spinrag…


‘Brrrrrrr,’ sinister…


Onze ogen zijn groot van angst en afschuw. Ramschaap snuffelt tussen de huiden terwijl hij af en toe schichtig bezorgd kijkt naar de vader van Lamprei. Langzamerhand zie ik hem ontspannen…  

‘Hier zit geen vacht van een konijn tussen,’ blaat hij. Ook de schedels lijken niet in overeenkomst met onze kleine Lamprei. Opeens verstart hij en staart mij geschrokken aan. Een schapenvacht en…, een hazenvacht.


‘Vooi…,’ fluister ik met een snik, ‘ach Vooi…’

Ik moet sterk zijn! Voor Ramkonijn. Niet toegeven. 

Ik slik en knijp mijn ogen één tel stijf dicht, waarna ik een diepe trillende zucht slaak voordat ik snuif:

‘Geen Lamprei, Ramkonijn. Kom, we gaan de hokken onderzoeken. Ramkonijn snuffelt rond in het hok aan de linkerkant. Hij snuift onrustig...

‘Ik durf het nauwelijks te geloven mmmmmaar…, ik ruik onze Lamprei!’ prevelt hij. 

‘Dan is Lamprei hier geweest!’ roep ik verwachtingsvol uit. Er ligt stro rommelig in de hokken. Ik spring naar de hoek van het hok, waar een merkwaardig hoge hoop stro ligt en schuif het opzij. Mijn ogen worden groot van hoopvolle verbazing.


‘Kkkkijk…!’


Volgende hoofdstuk


Vorige hoofdstuk


Hersenspinsels:

  1. Onverwachts neemt Haasje de leiding over van Verkrasser. En verrassend genoeg, laat deze het gebeuren. Alle dieren luisteren naar Haasje, die "dwangmatig" lijkt gedreven te worden door zijn verleden. Of is het iets anders wat hem drijft? Wanneer boosheid over onze angst gaat regeren, worden we vaak aangezet tot actie. Hoe voelt dat voor mij, vraag ik me af. En voor jou? 
  2. Haasje steunt Ramkonijn énorm. Hij wil hem vooral het vertrouwen geven dat ze Lamprei zullen vinden. Valse hoop? Houdt Haasje zichzelf nu ook voor de gek? Liggen leugen en waarheid af en toe niet héél dicht bij elkaar...? Ik wil dan zo graag de ander steunen door te zeggen: 'Het komt wel goed!' Maar diep in mijn hart heb ik zo mijn twijfels. Het voelt als liegen... Hoe gaan jullie daarmee om? Is een arm om iemand heen slaan en bidden niet genoeg?
  3. Ik sta er verbaasd van, hoe moedig Haasje is. Hij neemt Ramkonijn helemaal in bescherming! Ondanks zijn verdriet om de gevonden hazenvacht dat misschien van zijn Vooi was... Soms lijkt het gemakkelijker om met het verdriet van de ander om te gaan, dan met mijn eigen verdriet. Dat doet op zo'n moment te veel pijn. En dus stop ik het dan diep weg. "Gewoon", alsof het er niet is...  Herken je dat? Of heb je in jouw leven ervaren: Wie niet goed voor zichzelf zorgt, kan minder goed voor de ander zorgen? Wat zei Jezus in mattheüs 7? Wat is wijsheid in deze situatie? En dan komen mijn gedachten als vanzelf bij vraag 4...
  4. Is het goed om jouw/mijn verdriet en/of wanhoop terzijde te schuiven, om de ander te troosten en bij te staan? Tenslotte groeit alles wat je aandacht geeft. Ja toch? Hoe denk jij daarover? 
  5. En denk je daar nog steeds hetzelfde over, nadat je leviticus 19 vers 34deuteronomium 6 vers 5 en markus 12 vers 28 tot en met vers 34 gelezen hebt?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

29) Fijn kneepje

   ‘Nee!’ Verbijsterd grijp ik de poot van Ramkonijn. Onze poten zijn klam van het koude zweet. Angstig voor wat we lezen in elkaars ogen, s...