donderdag 23 september 2021

23) Schuld


Geschrokken kijk ik in Verkrassers ogen. Mijn poten grijpen naar mijn buik. Iemand pakt mijn poot.

Het is Lamprei… 

Hij laat Moerkonijn los en slaat zijn beide pootjes om mij heen. Over zijn kopje kijk ik kort naar zijn Moer en Ram.
Poot in Poot… 

Ik slik. Hun ogen staan welwillend en hun oren gespitst. Alsof ze zeggen:

Toe Verkrasser..., zeg het maar!


Verder glijden mijn kijkers over de luisterende menigte. Het is stil. Ik hoor enkel wat blaadjes ritselen door de zacht ruisende wind. Iedereen wacht blijkbaar rustig af, tot onze wijze leider zichzelf weer de baas is. Mijn snuitje is droog en ik slik de zoveelste brok in mijn keel moeizaam weg.


‘Hmb ghum…’ Verkrasser schraapt zijn keel en gaat verder met zijn verhaal:

‘Lieve Vregiovrienden. De Vregioraad is zojuist met jullie nood naar mij toegekomen. Zij hoopten dat ik advies kon geven,’ zijn snavel stokt even. Schor vervolgt hij:
‘Helaas moet ik erkennen dat ook ik,’ hij zwijgt een klein moment met een afgetobde blik, ‘hierover niet de volledige kennis bezit…’


Zou zelfs Verkrasser het niet meer weten...? Nee toch!?


‘Ik ben ontzettend trots op jullie! Met zoveel inzet is eten ingezameld en gekookt. Nee, de meesten van jullie vonden het niet erg lekker, heb ik begrepen.’ Daarbij kijkt hij meelevend familie Leeuw aan. ‘De wil is er om naar onze Schepper te luisteren. Ik heb jullie een opdracht gegeven die tegen onze natuur ingaat. Het niet eten van vlees... Hoe moeilijk is dat!’ Hij zwijgt nogmaals. Daarbij slaat hij ons gade, en erkent eerlijk met een droevige oogopslag: ‘En ik kan dat weten…’


‘Gisteren was ik mijn dagelijkse ronde aan het vliegen over de velden. Ik zag een rat zag tussen het riet aan de rand van een slootje. Tot mijn schaamte moet ik zeggen dat mijn snavel droop van ‘t speeksel. En voor ik wist wat ik deed? Schoot ik geruisloos als een pijl naar beneden. Mijn klauwen waren gereed om het arme dier te grijpen…’ Een trillende zucht verlaat de keel van Verkrasser.


Ik hou mijn adem in. Ondanks dat de zon met zijn warme stralen op mijn vacht schijnt, trekt de kou door mijn lijfje. Ik word me zelfs onbewust van het geluid van de ritselende blaadjes. Lamprei kruipt dichter tegen mij aan, en ik schrik op:

Lieve Lamprei… 

Mijn pootje streelt gedachteloos zijn kopje, ondertussen probeer ik mijn aandacht te focussen op Verkrasser, die verder snavelt:

‘In die ene seconde zag ik in de wijd opengesperde ogen van Rat, een vreselijk monster weerspiegeld. Feloranje ogen, met klauwen uitgespreid om datzelfde dier te grijpen… Een rauwe krijs! Ontdaan zweefde ik over het trillende beestje heen.’


‘Die krijs…, was van mij! Het oude verlangen naar vlees!’ Hoor ik hem bevend snavelen. ‘Bijna…, was ik teruggegaan "naar de vleespotten van Egypte". Zoals de Israëlieten klagend wilden, omdat de reis naar het beloofde land hen te zwaar was.* Teruggekomen op mijn rots zag ik nog steeds die doodsbange ogen van Rat.’ Verkrasser rilt als hij triest en schuldbewust in de verte staart. ‘Ja…, nu nog. Er moeten maatregelen genomen worden, besloot ik. Dít niet meer!’


‘Nee…, het is nu nog geen paradijs op aarde,’ klinkt zijn gesmoorde stem. Ik blijf worstelen met mijn honger naar vlees… Jullie ook?’ Hij kijkt ons allen aan en buigt zijn grote kop met terneergeslagen ogen.



‘Maar…,’ krast hij ineens fel met opgeheven kop, ‘eens zijn wij dit te boven. Na de terugkomst van het Mensenkind. Tot die tijd zal ik deze snavelkorf dragen, ter bescherming van alle dieren die ik begeer te eten. De Aasbrengers geven jullie vandaag een snavel- of bek-korf. Geen enkel dier uitgezonderd. Eensgezind dragen we die, opdat we ons aan onze belofte houden. Bovendien onderzoeken wij, hoe we het eten smakelijker kunnen maken. Alleen sámen kunnen we dit overwinnen!’ Ik hou Lamprei tegen mijn opgeblazen buik aangedrukt. Mijn poten stijf om hem heen geslagen. Een warme traan belandt op zijn snoezige koppie… 



*Exodus 16 - HSV


Volgende hoofdstuk


Vorige hoofdstuk


Hersenspinsels:

  1. Heb jij weleens aan anderen beloofd dat je iets nooit meer zou doen? Mijn ouders hadden een kast waar alle snoepjes en drinken in stond. Stiekem pakte ik er regelmatig snoepjes uit. Mijn moeder had hier een simpele oplossing voor. Eén keer per week deed zij boodschappen en dan kocht zij één ponds pak vencodrop. We mochten pakken wanneer we wilden, maar..., op was op. En dat betekende meestal dat al voordat zij opnieuw boodschappen ging doen, de drop op was. Helaas hadden mijn broer en zussen dus te lijden onder mijn (of was het elkaars?) lust voor drop... Hoe vind jij die oplossing? Verkrasser had beloofd geen dieren meer te doden en te eten. Bijna ging hij in de fout! Geschrokken van zichzelf maakte hij een snavelkorf beseffend dat hij zichzelf moest beschermen voor de verleiding... Ook alle andere dieren moesten een snavel- of bek-korf dragen. Waarom zouden we anderen zulke 'wetten' voorschrijven? Moeten we lijden onder elkaars zwakten?
  2. Heb jij ook zwakke plekken? Hoe help jij jezelf? Of hoe laat je je helpen?
  3. Vind jij het slim dat Verkrasser álle dieren verplicht een snavelkorf te dragen? Waarom zouden we onszelf naast de tien geboden nog andere regels opleggen?
  4. Ik kan me voorstellen dat Haasje, volledig teleurgesteld, afscheid zou nemen van zijn nieuwe familie/vrienden... Terug naar het leven dat voor hem vertrouwd was, al was het niet fijn. Ik lees exodus 16. Jezus volgen en mij dus houden aan Gods geboden, wil ik graag vanwege wat Jezus voor mij heeft gedaan. En toch... Soms lijkt het leven dat ik voorheen leefde zó aantrekkelijk/gemakkelijk, dat ik er bijna naar terug zou gaan... Heb jij daar ook last van? Hoe strijd jij daartegen?
  5. Verkrasser schrok van zichzelf. Voor hij het zich realiseerde, volgde hij zijn vleesetende natuur. Schuldig moet hij dit erkennen aan de Vregioleden... 'Eigen schuld plaagt de mens het meest,' zei mijn moeder vaak. Speelt dit nu ook bij Verkrasser? De natuurlijke neiging om mezelf centraal te stellen in plaats van God en Zijn Woord, is mijn dagelijkse worsteling. Voor ik het weet is het alweer zover en dan schrik ik van mezelf... Waarom niet meer aan de ander en voor alles: aan dé Ander gedacht? Wat herken ik veel in psalm 51, waarin David boete doet over zijn zonde met Bathseba en tevens wanhopig genade zoekt bij God. Hoe nu verder? Hoe hou ik dat vol? Of verwacht ik het teveel van mezelf? Ik lees romeinen 8. Welke antwoorden vinden we in beide schriftgedeelten?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

29) Fijn kneepje

   ‘Nee!’ Verbijsterd grijp ik de poot van Ramkonijn. Onze poten zijn klam van het koude zweet. Angstig voor wat we lezen in elkaars ogen, s...