dinsdag 3 mei 2022

38) Als een gekraakte noot door een eekhoorn!*

‘Dit zei Aasbrenger: “Maar denk je eens in wat zou er gebeurd zijn als de Zoon van de Schepper niet dit geduld* zou hebben gehad?” En wat was jouw antwoord?’

‘Dan had ik U niet leren kennen,’ fluister ik zacht met tranen in mijn ogen, ‘en kan mijn familie U ook niet leren kennen…’ Een klein konijnenpootje grijpt mijn poot, en knijpt er zachtjes in. Naast mij mompelt Poetor verwonderd:

‘En mijn Broer kan U nog steeds leren kennen, áls hij wil gaan luisteren en geloven…’

‘En Alfateef?’ vraagt Drentel verlegen aarzelend.

‘Die ook,’ bevestigt Schepperszoon. ‘Zij hebben nu nog de tijd om vergeving, of met een duur woord, genade te vinden. Een duur woord. De inhoud daarvan is gratis te ontvangen.’ Ik schud mijn hazenkop.



Huh?


‘Haas? Vertelde ik jou zojuist niet dat ik voor alle zonden in deze wereld betaald heb? Jij hoeft niets meer te doen. Enkel daarin geloven en Mij volgen. Want Ik ben opgestaan uit de dood en leef. Nu neem Ik afscheid van jullie. Hierna ga ik naar Mijn vrienden, om datzelfde te doen. Want Ik keer naar Mijn Vader terug, om voor het behoud van al Zijn schepselen te bidden. En alle schepselen die in Mij geloven ontvangen de Heilige Geest! Zoals ik jullie aan het begin van mijn toespraak beloofd heb. Weet jullie het nog? De Trooster Die Ik jullie ga geven tot in eeuwigheid! Die zal jullie helpen. Hij spreekt de Woorden van het Scherp gouden Woord~en~Boek, om jullie te troosten en te leiden door dit aardse leven heen. Door Hem ben ik bij jullie, lieve Vregiovrienden! Hij zal jullie helpen herinneren aan de rijke belofte van Mijn Vader, jullie Schepper… Vergeving van zonden! Aan jullie de opdracht deze Boodschap aan alle dieren te laten horen.’ Schepperszoon zwijgt een paar ademteugen. Zijn woorden dringen diep tot mij door. In gedachten zie ik ons leger, en zucht verlangend.

Ach die lieve Remmel, broertje en zusjes.


Ver weg klinken de woorden van de Spreker. Het gejank van de wolven lijkt dichterbij te komen… Een koude rilling loopt over mijn ruggengraat, en wederom schud ik mijn hazenkopje terwijl ik stotend mijn adem uitblaas.

Hoe hou ik het vol de Schepper te volgen, als Hij weggaat en de dreiging dichterbij komt???


‘Verkrasser heeft samen met de dienstkruiers, jullie geprobeerd te leren naar Mijn Woord te leven. Herinneren jullie de vele waardevolle verhalen uit Mijn Woord nog? Hij heeft die van de mens geleerd en aan jullie doorgegeven. Het ging echter verkeerd hè!?’


Schepperszoon kraakt de noot als een eekhoorn! bedenk ik me. Mijn hazenhartje gaat als een razende tekeer. Smachtend naar een oplossing of uitkomst, luister ik verder.

‘Lieve Vregiovrienden? Verkrasser? Weet je niet, dat je met helemaal niets, het eeuwig leven kan verdienen? Je hebt gemerkt hoe kwetsbaar je bent! Hoe snel je in de zonden valt…’


‘De Rat,’ snuif ik zacht verbaasd, ‘Schepperszoon weet het… Hij was er niet bij en Hij weet alles! Verkrasser voelt zich duidelijk aangesproken, want hij knikt inderdaad berouwvol.'

‘Daarom is dit Scherp gouden Woord~en~Boek zo belangrijk. Juist daarin staat dat daarvoor vergeving is door mijn bloed! Leef naar Mijn Woord uit liefdevolle gehoorzaamheid. Ook in het besef, dat je Mijn hulp en kracht en die van elkaar nodig hebt, om tegen die lust naar vlees en zonden te strijden. Ik richt je weer op als je tot Mij komt met jouw schuld, om opnieuw achter Mij aan te gaan. Wees verdraagzaam en vergevingsgezind. Leg elkaar vooral geen lasten op die te zwaar zijn om te dragen! Het moment van vertrek is nabij. Mijn opdracht hier op aarde is klaar, en de taak bij Mijn Vader wacht om vervuld te worden. Te bidden totdat Zijn, en dus ook Mijn volk, voltallig zal zijn geworden. Aan jullie de Missie met toewijding te zaaien zodat Ik, als Ik over een kleine poos terugkom, Mijn volk tot Me zal kunnen nemen om te leven op de nieuwe hemel en nieuwe aarde. Zonder zonden, verdriet en pijn. Wat zal dat heerlijk zijn! Daarom is het Verkrasser…,’ Schepperszoon kijkt onze leider indringend aan, ‘dat ik dit boek in jouw vleugels geef.’


‘Dit Scherp gouden Woord~en ~Boek is een “hard” boek voor wie niet gelooft, want zij gaan verloren. Niet omdat Ik dat wil, maar omdat zij zelf willen vanwege hun ongeloof.’ Hij slaakt een diepe zucht en Zijn mondhoeken trekken even bedroefd naar beneden. Maar niet voor lang… Zijn ogen stralen als de zon. Ik voel mijn gehele hazenlijfje wederom tintelen van warme vreugde, bij de volgende woorden die Hij uitspreekt: 

‘Voor degenen die geloven? Is dit een Boek vol troost!’ Hij opent het waardevolle Boek en leest met Zijn heldere warme stem voor:
“Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.”** Die Zoon? Ben ik! Jij gelooft in Mij en hebt jouw kennis over Mij opgedaan via versnavelingen** en menselijke overlevering, zoals Ik al eerder gezegd heb. Pas wel op, daar zit ruis in!’ Ik schrik op.


Wat?


Een grote snuifteug ontsnapt trillend aan mijn snuit… Mijn poten staan verstijfd op het zachte weidegras en mijn buik trekt samen, na deze laatst gesproken woorden. Ondertussen staan mijn oren alert recht overeind. Ik trek beschermend een onwillige Lamprei tussen mijn sterke poten, en druk hem stevig tegen mijn gespannen hazenbuik aan.


Een angstaanjagend wolvengehuil nadert...



*2 Petrus 3 vers 9 - HSV **Johannes 3 vers 16 - HSV

*Zegt precies waar het op staat

**Overdragingen of doorvertelsels

Volgende hoofdstuk

Vorige hoofdstuk


Hersenspinsels:

  1. Haasje was in het vorige hoofdstuk gefrustreerd over het REUSACHTIGE geduld van de Vader van Schepperszoon. Hij wilde nu al wel van al het aardse lijden verlost worden... Wij wachten ook nog steeds op de terugkomst van de Heere Jezus, om te oordelen de levenden en de doden, zoals geschreven staat in de apostolische geloofsbelijdenis en in de Nederlandse geloofsbelijdenis artikel 37(waar ook veel bewijsteksten worden vermeld vanuit de Bijbel). Ik herken die frustratie van Haasje wel. En jij?
  2. Nu legt de Zoon van de Schepper het Haasje persoonlijk uit, waarom Hij zo geduldig is! In 2 Petrus 3 vers 9 - HSV lees je diezelfde reden, waarom de HEERE geduld heeft met ons mensen. En als ik denk aan de mensen waar ik veel van hou? Die Gods Woord niet willen aannemen als de Waarheid? Niet willen geloven dat God de Vader hen ook tot Zijn kinderen wil aannemen door het bloed van Zijn Zoon, Jezus Christus...? Dan zou ik toch wel gráág willen dat Hij nog éventjes wat langer wegbleef... Herken jij dit tegenstrijdig verlangen van het voorgaande hersenspinsel en deeze betreffende?
  3. Ken jij die uitspraak van Paulus in Filippenzen 1 vers 21: Want het leven is voor mij Christus en het sterven is voor mij winst? Wanneer ik Paulus' brief aan de gemeente van filippi lees, vallen mij verschillende dingen op. Onder andere dat Paulus ziet, dat zijn lijden in Christus bijgedragen heeft aan het bevorderen van het Evangelie. Hoe is dat in mijn leven? En dat van jou? Hebben wij dat in ons leven mogen ervaren?
  4. Hoe moeilijk is het om te blijven staan bij lijden en verleiding. Dat is in ieder geval wèl mijn ervaring... Mede daarom stimuleert Paulus de gemeente in filippi, standvastig te blijven wandelen in het Evangelie van Christus. Een leven te leven dat Christus eer aan doet. Zoals geschreven staat in Filippenzen 1 vers 27a: Alleen, wandel het Evangelie van Christus waardig, Hoe breng ik dit in de praktijk? Kunnen we elkaar daarbij helpen?
  5. Heb je Filippenzen 1 in z'n geheel gelezen? Troosten jou de verzen 29 en 30 ook? Dank jij God ook, voor Zijn genade, door ons het geloof in de God en Zoon uit Johannes 3 vers 16 te schenken? Voor Hem te mogen lijden tot bevordering van het Evangelie? Voor het voorbeeld dat Paulus ons hierin geeft? Helpt deze wetenschap jou en mij om samen standvastig te blijven staan? Laten wij ons door Gods Geest, door Paulus heen, aanspreken en bemoedigen?

vrijdag 25 maart 2022

37) Wat bedoelt Hij toch?

Iedereen heeft genoeg gegeten. Ze doen hun korven weer om hun snuit of snavel. Behalve Schepperszoon. Met een kuch en handgebaar vraagt Hij aandacht. Samen met Verkrasser staat Hij nog steeds op het vertrouwde plekje, midden in de weide. Op grote afstand hoor ik het gehuil van een wolf. 

Zou het Broer zijn? 

Vraag ik me kort in stilte af.


‘Lieve Vregiovrienden… Ik ervaar blijdschap en dankbaarheid onder jullie vanwege het feit dat Moerkonijn, Lamprei weer in haar poten mocht sluiten. Bovendien is er vreugde bij Mijn Vader in de hemel. Want een verloren Wolf heeft zijn schaapskleren uitgedaan en voegde zich bij Vregio! Het euvele plan, dat hij had gesmeed met zijn Broer, is mislukt. Poetor, voorheen Raarschaap, is diep getroffen door de liefde die jullie onderling aan elkaar laten zien. Jullie strijden om te doen wat jullie Schepper gezegd heeft in Zijn Woord, omdat jullie weten dat dit goed is voor iedereen. Daarmee hebben jullie de ander en jezelf lief, maar jullie Schepper het meeste! Er is veel liefde en vrede onder jullie. Dit alles heeft Poetor gezien in de korte tijd, dat hij in jullie gemeenschap leefde. En daarom is ook zijn neefje met hem meegekomen.’ Mijn hazenbrein registreert dat Poetor en Drentel onrustig worden. Timide dwalen hun ogen over de menigte heen.


Alweer hoor ik ver weg het zachte, angstaanjagende wolvengehuil van Broer. 

Gelukkig is Schepperszoon in onze gemeenschap! 

‘Pfffffff,’ zucht ik opgelucht. Na een liefdevolle blik op de volwassen wolf en zijn neefje, zet Hij Zijn toespraak voort.
‘Jullie hoeven niet bang te zijn hoor. Alle Vregioleden nemen jullie in liefde en vergeving in de gemeenschap op. Is het niet zo?’ Stilzwijgend stimuleert Schepperszoon ons, door iedereen liefdevol in de ogen te kijken, en vervolgt:

‘Zó lief heb ik jullie allemaal, dat Ik voor Mijn Vaders schepselen wilde sterven om te betalen voor al hun zonden.* Jullie mochten vergeving ontvangen. Heb elkaar met diezelfde liefde lief,’ de heldere stem zwijgt wederom. Diep dringen de woorden mijn hazenhartje binnen… Plotseling realiseer ik me:

Mmmmmaar als Hij gestorven is? Hoe kan Schepperszoon dan hier staan???

Onwillekeurig schud ik mijn kopje heen en weer. Met niet begrijpende ogen kijk ik de Spreker aan. Deze glimlacht echter.

‘Haas, door de kracht van Mijn Vader en Zijn Heilige Geest ben Ik opgestaan uit de dood. Weet je nog dat Vredepijler dat vertelde? Mijn taak is nu, voor alle schepselen te gaan bidden bij Mijn Vader, opdat ze in Mijn offer geloven tot vergeving van hun eigen zonden. Daarom kan Ik niet bij jullie blijven, en geef Ik jullie dit Scherp gouden Woord~en~Boek.’ Nogmaals hoor ik op grote afstand wolvengejank. Opnieuw negeer ik het, te nieuwsgierig naar wat er nog meer gezegd gaat worden.


‘Dit Woord blijft bij jullie!’ Hij houdt het goudglanzende Boek omhoog. ‘Mijn Geest spreekt daaruit en zal jullie troosten en leiden. Houdt het dicht aan je hart in Mijn afwezigheid. Ik beloof jullie een andere Trooster te geven, Die bij jullie blijft tot in eeuwigheid.** Want de boosheid en slechtheid zit er diep in hè? De honger naar vlees… Of niet Verkrasser? Leeuw?’ Er gaat een vertroostende schok door mij heen.

Schepperszoon heeft het gezien!!! 

‘Brrrrrrrrrr!’ snuif ik onverwachts een koude rilling weg. 

Houdt dat gejank nou nooit op???


‘Ja Haas, ik heb jouw angst gezien! Bovendien dat Broer nog steeds, ver van ons verwijderd, zijn dreigende geluid laat horen. Daarbij het verdriet dat jij hebt omdat jouw Vooi is opgegeten door Broer en zijn familieleden. Desondanks schonk ook jij vergeving. En juist jij, gaf Raarschaap de naam Poetor! Heb jij toen niet die warme tinteling in jouw buik ervaren? Wat heeft dit jou, de Vregiogemeenschap en de wereld te zeggen? Hoe verder? Ik zie de vraag in jouw en jullie ogen…’


‘Jullie mogen allemaal jullie korven afdoen, zodat jullie snuif, gekef, gegrom of brom helder te horen is. Tenzij je denkt dat de verleiding om te doden te groot is natuurlijk.’ Begripvolle ogen ontmoeten de ogen van de vleeseters. Een paar ademteugen zwijgt hij, zodat Zijn woorden tot ons door kunnen dringen.

‘Verkrasser heeft het goed bedoeld, maar hij moet geen wetten instellen die geboden of regels van Verkrasser zijn, en niet van Mijn Vader en Mij. Het kan een hulpmiddel zijn, maar beter is om naast elkaar te staan, zoals jullie al deden. Samen voedsel zoeken. Haas, Schaap of Gazelle? Ga niet alleen met een wolf of leeuw op pad. En jullie wolven en leeuwen? Laat jullie daartoe niet verleiden. Breng de vleesetende dieren niet in de verleiding door het hen gemakkelijk te maken. Sta om elkaar heen. Daarin hebben jullie allemaal een taak! Draag Mijn Woord altijd met je mee en op jullie hart, zodat het als een schild om jullie heen zal staan. Door de zondeval in het paradijs, waar Verkrasser jullie van verteld heeft, is de aarde veranderd. Doornen en distels. Zonden… Jullie karakter is veranderd. In het paradijs was er geen dood. Nu wel! Doordat de mens van die boom van kennis van goed en kwaad heeft gegeten, ondanks dat Mijn Vader, jullie Schepper, dit verboden had. Ze werden uit die mooie hof gezet, want anders konden zij eten van de Boom des Levens. En dan? Zouden zij eeuwig leven maar…, wèl op een aarde die niet meer goed was. Waarbij de strijd tegen de zonde eeuwig zou zijn. En dat is nu nèt, wat Mijn Vader niet wilde! Jullie Schepper is een Rechtvaardig God, en Hij kan en wil de zonde niet ongestraft laten…’


‘Daarom heeft Hij Mij naar de aarde gezonden. Ik ben een Mens geworden, om voor alle zonden van de mensen te betalen. Er komt een nieuwe hemel en aarde waarop een ieder zal wonen, die gelooft in Mijn offer aan het kruis. Geen haat, ziekte en dood meer, maar eeuwig zalig Leven! Voor jullie geen angst meer om gegeten te worden, omdat er geen honger meer is naar vlees. Zojuist waren we bij Broer wolf, die het snode plan had gemaakt om eenvoudig uit jullie gemeenschap dieren te kunnen roven en doden, omdat hij verlangde naar een fijn leven op deze aarde. Ook voor hem ligt nog steeds deze goede Boodschap klaar. Ik herhaal hier nog even de Woorden, die Ik tegen Broer sprak:’



“Wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal omwille van Mij, die zal het behouden."
‘Wie niet gelooft, zal niet leven maar sterven. Hoe hard Broer ook zal werken aan het behoud van zijn leven. De dood is al aanwezig in hem, tenzij hij gaat geloven in Mijn sterven en opstanding voor zijn aardse, zondige leven... Dát, staat in dit Boek geschreven. Alles wordt nieuw, wanneer ik terugkom van Mijn Vader! Verkrasser heeft het jullie al eerder verkrast…’ Het gejank van Broer is nog steeds zacht op de achtergrond aanwezig, maar ik voel me veilig. 

De Zoon van de Schepper is immers bij ons…


‘Straks ga ik jullie verlaten…’ Ineens valt het worteltje! Ruw onderbreek ik Hem, en gil onthutst:

‘U zou toch terugkomen? Waarom gaat U alweer weg??? U kunt niet weggaan! Ik heb U nog nodig! U bent nu toch teruggekomen? Hoe lang moet ik nog wachten op de nieuwe hemel en aarde? Geen pijn en verdriet meer… Broer krijgt Zijn verdiende loon! Hij wilde U niet geloven… Laat ons niet alleen…!’ Mijn hazenkopje ploft bijna. Moerkonijn geeft verschillende pootstoten* en vele dierenogen staan verwijtend op mij gericht. Een misselijkmakend gevoel valt langs mijn slokdarm in mijn buik.

‘Zo mag je niet tegen Schepperszoon praten!’ fluistert Moerkonijn berispend. Maar Hij reageert zeer liefdevol.

‘Weet je nog, wat Aasbrenger tegen jou gezegd heeft?’ Ik schud mijn kop. 


Wat bedoelt Hij toch?


*Zoals je elleboogstoten geeft bij mensen

*Een verwijzing naar Johannes 3 vers 16 - HSV

**Johannes 14 vers 16 - HSV



Volgende hoofdstuk


Vorige hoofdstuk


Hersenspinsels:

  1. Hoe hou je de wedloop vol? Zoals Haasje zich afvroeg. Redden we het met onze meelopers? Ook als er in de verte wolvengejank is te horen? Gejank dat steeds dichterbij komt? Met andere woorden: het gevaar en de verleidingen die jou of mij afbrengen van het geloof in Jezus Christus tot vergeving van zonden... Heb ik daarvoor de geestelijke wapenrusting (Efeze 6 vers 10 tot en met 20), waar Schepperszoon naar refereert, al aangetrokken? En jij?
  2. Poetor is geraakt door de liefde onderling in de gemeenschap. Ik vraag het nog een keer aan mezelf en jou, omdat het zo'n belangrijke vraag is: Hoe is dit bij ons in de kerkelijke gemeente? En hoe help ik daaraan mee? Denk aan Johannes 3 vers 16 - HSV.
  3. Geloven wij in Jezus Christus? Dat God de wereld zo liefhad, dat Hij Zijn Eniggeboren Zoon gegeven geeft? Is Zijn Heilige Geest al in mij uitgestort? En heb jij Hem al mogen ontvangen? Hele kwetsbare, heilige en gevoelige vragen, die van levensbelang zijn! (Johannes 14 vers 16 - HSV)
  4. Heb ik mijn dood verloren in het Leven van Jezus Christus? Of probeer ik krampachtig mijn leven te behouden? En blijft juist dáárdoor de dood in mij? Zoals geschreven staat in Markus 8 vers 35. Hoe is dat bij jou? Heeft Jezus Christus jouw dood, door het geloof in Hem, ook overwonnen?
  5. Haasje is heel erg geschrokken. Het dringt tot hem door dat hij/zij alleen gelaten gaan worden door Schepperszoon en dát wil hij niet! Nog langer lijden op deze aarde... Maar is dat wel zo? Worden ze alleen gelaten? En is dat eigenlijk niet egoïstisch van Haasje?(Johannes 14 vers 16 - HSV). Zijn wij alleen gelaten toen de Heere Jezus naar Zijn Vader in de hemel ging om voor ons te bidden? Verlangen wij naar Zijn terugkomst? Waarom verlang ik daar naar? Vanwege de heerlijke toekomst? Zonder pijn, verdriet en ziekte? Of verlang ik naar de volledige nabijheid van mijn Zaligmaker? Om bovendien de Drieënige God, volmaakt te kunnen loven en prijzen? Of een combinatie van dit alles? Wat voert bij mij de boventoon? En bij jou?

vrijdag 11 maart 2022

36) Beangstigende twijfels...



Schepperszoons ogen schitteren ons warm tegemoet. Heilige eerbied vervult mijn hazenhartje. Terwijl Hij Zijn heldere stem laat horen, staren alle dieren met aanbidding naar Zijn heerlijke verschijning.

‘Allereerst verzoek ik Aasbrenger naar Moertje te gaan, om haar te vragen een maaltijd te bereiden op de Verkrassersweide.’ Ik zie de oogjes van mijn neefje een snuif levendig worden, waarna ze direct overweldigd worden van vermoeidheid. Snel richt ik mijn aandacht wederom op de Spreker. ‘Dit om met elkaar te vieren dat Lamprei terug in ons midden is. Vredepijler? Ga jij met hem mee? Moertje en haar kroost hebben jouw dietale* steun nodig. Zeg haar dat Ik samen met Ramkonijn en al onze Vregiovrienden, Lamprei thuis zal brengen. Verkrasser? Aan jou de taak de dieren samen te krassen. Oh…, en voor jullie gaan? Houden jullie de snavelkorven aan, zodat er geen onrust en verwarring ontstaat?’ De drie vogels aanvaarden hun opdracht. Respectvol buigen zij voor Schepperszoon neer, en vliegen met spoed heen om hun taak te vervullen. Met een vriendelijke glimlach stapt de Ruiter van Zijn Paard. Fluistert iets tegen Ramkonijn, die goedkeurend knikt. Vervolgens neemt Hij behoedzaam mijn slapende neefje in Zijn armen, en bestijgt Zijn Paard.




‘Kom,’ zegt Hij vriendelijk, ‘volg mij.’ Dankbaar voor dit meelevende gebaar, omdat de reis voor Lamprei te veel zou zijn en het kleintje nu uit kan rusten, volgt Ramkonijn met blijdschap Schepperszoon. Ik loop naast hem. Ramschaap en Ooi lopen achter ons. Slang glijdt over de grond mee. Als laatste volgen Poetor en Drentel. Ik kijk een snuifje om en vang de timide blik op van Poetor. Spontaan geef ik hem een knipoog. De vuurvliegjes fladderen om ons heen. We naderen het wortelveld. Haastig pluk ik twee wortels, waarvan ik er één aan Ramkonijn geef, zodat we de ergste honger alvast kunnen stillen. Lamprei is zich onbewust van zijn omgeving in de veilige armen van Schepperszoon. 

De veiligste armen Die hij ooit kan wensen!


‘Whfffft…’ Inmiddels is de rij langer geworden. Ramlam loopt blij, poot in poot, tussen Ooi en Ramschaap in. Ook de rest van de kudde sluit zich aan. Met de snuitkorf om onze nek, onder het genot van het knabbelen aan onze wortel, wandelen we aan de overkant het voor mij onderhand vertrouwde bos in. Niet lang daarna voegen de everzwijnen, en vervolgens ook de herten zich bij ons. Heerlijke geuren van voedsel weten mijn snuit te vinden... Mijn hazenhartje zwelt op van blijdschap. Impulsief pak ik de poot van Ramkonijn stevig vast. Verkrassersweide komt in zicht en Beer staat al op zijn wachtpost! Woorden zijn op dit moment niet nodig, om aan elkaar te vertellen hoe wij ons voelen. Voor zover mogelijk huppelen en springen we nog sneller richting ons einddoel. In de verte horen we wolvengehuil, maar daar storen we ons nu niet aan.

Schepperszoon is immers bij ons?


De lange benen van het Paard stappen over de struiken heen. Hoog op het zadel gezeten kijkt Schepperszoon, nadat Hij eerst Beer vriendelijk toe geknikt heeft, met vreugde over Verkrassersweide. Het is een kakofonie van ietwat doffe geluiden. Ik zie Japie bij de ketel in het midden van het veld staan. Ollie houdt hem gezelschap. Leeuw en zijn gezin liggen lui in het gras. Naast hen zie ik Gazelle staan. En Wolf, het vriendje van Lamprei. Samen met zijn familie praat hij met de muizen en de remmels, de broertjes van Lamprei. Mijn ogen zoeken naar Moertje.

‘Moer!’ hoor ik ineens een klein snuifje roepen. Lamprei heeft haar, vanaf zijn hoge positie, al wel ontdekt.


Ach ja… Het is zijn Moertje. Pulster noemde ze mij pas geleden. Net als Moerhaas… 

Snik… Ik druk deze zwaarmoedige gedachte snel weg. 

Vandaag is een dag van dankbare blijheid!


Met een glimlach laat de Zoon van de Schepper Lamprei gaan. Vol jeugdige hernieuwde energie van zijn hazenslaapje, huppelt hij Ramkonijn snel vooruit richting Moer. Zij vangt hem gloedvol en verrukt op in haar konijnenpoten. Haar ogen schitteren vochtig. Zijn broertjes en zusjes springen er lachend omheen. Tot… Ineens staren alle ogen met ontzag richting de rand van het bos.


Op de zojuist nog rumoerige weide, hangt nu een verwachtingsvolle stilte. Statig stapt het witte Paard richting het midden van het veld. Bij de afgezaagde boomstam, vlak naast de ketel met heerlijk geurend eten, houdt hij halt. 

‘Schepperszoon,’ Moertje buigt en maakt zich klein, ‘wat een eer dat U hier bent! U heeft mijn Kleintje teruggebracht. Blijft U eten?’ Hij stijgt af, bukt en richt haar op.

‘Jouw gebeden zijn verhoord. Laten we met dankbaarheid en vreugde het eten dat jullie klaargemaakt hebben gaan gebruiken.’


Een trage vleugelslag horen we boven onze koppen. We kijken omhoog. Onze leider vliegt met zijn dienstkruiers zeven keer rondom het veld. Zij dalen neer. Verkrasser landt op de uitgestoken arm van Schepperszoon. Zes Vredepijlers en zes Aasbrengers gaan met hun manden, zoals gebruikelijk, in een ster om de boomstam heen staan. Nederig buigen zij met een rechtervleugelzwaai voor de Zoon van de Schepper. De zon laat zijn krachtige stralen door de gaten van het bladerdak heen schijnen. Mijn gedachten staan helemaal stil. Zoveel schoonheid, liefde, respect en macht heb ik nog nooit gezien… Woorden schieten tekort om de schoonheid van deze volmaakte Mens te omschrijven. Mijn buik tintelt wederom van warme vreugde. Snuifeloos ben ik… Hij vraagt de Aasbrengers hun manden één voor één te vullen met het bereide voedsel, en terug te gaan naar hun positie. Wij kunnen alvast in de rij gaan staan om het eten te ontvangen van één van de zes Aasbrengers. Tevreden kijkt Schepperszoon naar alle bedrijvigheid. Verkrasser knikt hem dankbaar en blij toe, geduldig wachtend op welke taak Hij gaat krijgen van Zijn Meester.


Beschroomd talmen Poetor en Drentel aan de rand van de weide. Ik krijg medelijden met hen en denk aan de liefdevolle woorden van Moertje: Haas, kom jij niet mee? Jij hoort er ook bij! 

Mijn plaats in de rij geef ik op en ik spring naar hen toe.

‘Kom, jullie mogen mee-eten hoor! Jullie horen er nou ook bij.’ Hun ogen lichten blij op. Samen sluiten we achteraan aan. We zijn gauw aan de beurt. Schepperszoon vraagt aan Zijn Vader een zegen over het eten. In vrede verorberen we onze maaltijd. Ondertussen maakt Hij met iedereen oogcontact. Geen enkel dier voelt zich genegeerd of ongezien door de Zoon van de Schepper.



Poetor en Drentel genieten van het lekkers. 

Doet honger gekookte bonen smaken als vlees? vraag ik me af. Want verderop zie ik Leeuw, Leeuwin en hun welpen aarzelend eten. Ik spits mijn hazenoren die de zachtste geluiden kunnen waarnemen, en hoor hen zachtjes grommen:

‘Mwah…, het is in ieder geval niet meer zo vies als de eerste keer.

Maar lekker is anders… Grmpfffff, vlees…’ Het verlangen straalt uit Leeuws ogen. De welpjes mopperen. De goedige aanmoediging van Leeuwin zorgt ervoor dat zij hun deel opeten. 

Ik begrijp het ook wel… Als ik ineens mijn dieet helemaal moest omgooien…? 

Hun worsteling maakt mij echter eveneens bezorgd en angstig. 

Hoe houden zij dit vol?



*Mentale


Volgende hoofdstuk


Vorige hoofdstuk


Hersenspinsels:

  1. Lamprei had een kinderlijk vertrouwen in Zijn Schepper. Dat hebben jullie kunnen lezen in hoofdstuk 24. En de oudere dieren laten zien dat ook zij in dat kinderlijke geloof meegaan. En Haasje maakt het vol ongeloof mee... Maar wat je hier ook ziet gebeuren , is dat het verlangen van Haasje verder gaat groeien naar het simpele vertrouwen in de Schepper. Naar het zich veilig kunnen toevertrouwen aan de Schepper, zoals Lamprei dat laat zien. Je leest verschillende keren in de Bijbel over de verhouding van kinderen tot de Heere Jezus. Neem nu Mattheüs 18 vers 1 tot en met 14 waarin we gewaarschuwd worden tegen eerzucht en te worden als een kind... Wil ik als een kind worden? En hoe behandel ik kinderen? Of m.a.w. nederigen? Laat ik hen struikelen? Zodat ze niet meer in Jezus geloven?  En jij? Dan denk hierbij ook direct aan het moment dat de kinderen voor Zijn zegen bij de Heere Jezus gebracht werden. De discipelen echter, wilde de kinderen wegsturen (Markus 10 vers 13 tot en met 16). Wat zei Jezus toen in dit schriftgedeelte? 
  2. Schepperszoon gaat in overleg met Ramkonijn. Neemt vervolgens Lamprei bij zich op het paard zodat de kleine onfortuinlijke en ondeugende avonturier kan uitrusten. Hij was zo gehoorzaam geweest aan Verkrasser door zijn snuitkorf te dragen. Tevens had hij goed opgelet hoe zijn vader een burcht maakte. Vervolgens zelf gedaan, waardoor hij kon ontsnappen met de andere gevangen dieren! Uiteindelijk belandde hij nu, vermoeid maar veilig, in de armen van Schepperszoon. Terwijl ik daaraan denk, komt de tekst bij mij naar boven uit het Bijbelgedeelte Mattheüs 11 vers 25 tot en met 30. Vers 28: Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven. Gods juk is zacht en zijn last is licht... Begrijp jij wat de Heere Jezus met deze gesproken woorden bedoelt? 
  3. 'Hoe houden ze het vol?' Naar aanleiding van deze vraag van Haasje, gingen mijn gedachten naar Hebereeën 12 vers 1 tot en met 17.  Met volharding lopen de wedloop lopen die voor ons ligt. Het afleggen van onze lasten en zonden, terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God. Loop ik deze wedloop? Alleen? En jij?
  4. Haasje trekt de nederige Poetor met zijn neefje helemaal bij de gemeenschap. Hier zie je wat ècht berouw en bereidwillige vergeving doet in een relatie! Zijn wij tot beiden bereid? Ik besef hoe moeilijk dit kan wezen. Trauma's die in de weg kunnen liggen. Ik weet er zelf helaas ook van. En tóch... Lopen jij en ik deze wedloop?  
  5. Hoe heerlijk vertroostend en bemoedigend is het om tijdens het lopen van mijn wedloop het lied 'Veilig in Jezus armen, geschreven door Johannes de Heer, te horen en mee te zingen. Zing je en loop je met Hem en mij mee? We hebben elkaar zo hard nodig, om elkaar aan te moedigen in het volharden van de wedloop. Althans, zo ervaar ik het wel. En jij?





vrijdag 25 februari 2022

35) Poetor


Geschrokken kijkt Raarschaap met grote ogen naar mij, zijn belager. Nog geen snuif later rolt hij gewillig op zijn rug, trekt zijn poten tegen zijn grote lijf en jankt zachtjes. Woest stomp ik met voor mij ongekende kracht, in de kwetsbare buik van dit schuldige dier.


‘Hou op! Hou op! Dat is mijn oom!’ hoor ik welperlijk* luid keffen. Raarschaap reageert echter verbazingwekkend verdraagzaam op erbarmelijke keftoon:

‘Nee Drentel. Ik heb het verdiend.’ Mijn vloed van tranen droogt onmiddellijk op. Uitgeput leg ik mijn kopje met gesloten ogen op zijn beurse buik neer. Geen blad hoor ik ritselen en geen takje kraken.


‘Kom. Sta op Haas. Wat een verdriet! Je hebt ons laten schrikken.’ Ramkonijn helpt mij liefdevol op mijn achterpoten. Een klein klam konijnenpootje pakt mijn linkerpoot.

Warme troost vloeit er door mij heen en blust een béétje van het brandende gemis naar Vooi en Moerhaas. Ik hunker, met dat pijnlijke gevoel van een weten tekort geschoten te hebben, naar Remmel, mijn broertje en zusjes.


Zouden zij nog leven? Missen zij mij wel?


Ramkonijn… Wat is hij lief en vergevingsgezind. Moertje die smachtend uitkijkt naar de thuiskomst van haar ondeugende Lamprei. Verlangt mijn hazenfamilie nog wel naar mijn terugkeer? Zoals ik daar ook naar verlang?

Deze gedachten schieten als kogels diep door mijn hazenkop en hartje… Stotend haal ik adem en knijp het pootje van mijn neefje nog steviger vast. Ik begin te beven en spontaan te klappertanden. IJzige kou doortrekt mijn lijf… Dichter drukt Lamprei zich tegen mij aan, zijn waterige oogjes eerst naar mij opgericht, drukt hij nu tegen mijn vacht.


Ramkonijn geeft mij een opbeurend zacht kneepje in mijn schouder. Zijn ogen staan meelevend.

‘Woorden schieten tekort…’ Uit deze door hem gesproken woorden proef ik levenswijsheid.  Een melancholische glimlach vliegt er over mijn snuit, door de gedachte aan Moerhaas, die altijd zei:

“Als je geen woorden kunt vinden om te zeggen wat je bedoelt? …zijn woorden vaak overbodig. Het gaat erom wat je van binnen voelt…”

Het vachtcontact met Lamprei en het woordeloze meeleven verwarmen mijn hart.


‘Dank jullie wel voor de liefde die ik van jullie ontvang. Het verzacht het gemis.’
‘Ik vind jou anders niets lief!’ huilt Drentel opstandig.

‘Ho ho, neefje… Haas heeft helemaal gelijk dat hij zo laaiend boos is,’ zijn ogen staan treurig en schuldbewust. ‘Ik durf je haast niet om vergeving te vragen. Het voelt te gemakkelijk. Het was mijn schuld dat jouw lieve Vooi… Wat kan ik doen? Er is niets…, waarmee ik het goed kan maken…,’ zijn blaf breekt. Mijn laatste restje boosheid vloeit weg. Tegen zoveel boetvaardigheid kan ik niet op. Zijn rug staat bol, zijn staart hangt tussen zijn poten en zijn oren staan plat. Ik word er stil van en kijk vermoeid om mij heen. Iedereen staart naar ons vijven. De vuurvliegjes verspreiden een kring van licht over ons heen. Afgemat houd ik me met de moed der wanhoop, op mijn bijna krachteloze achterpoten staande.


‘Vooi,’ fluister ik verdoofd. Mijn zacht wollige neefje. Zijn warme lijfje. Automatisch sla ik mijn voorpoten om Lamprei heen. Mijn hazenkop rust op zijn kleine kopje. De troostende ogen van Ramkonijn kijken in de mijne. Alle dieren staan bewegingsloos en ontroerd. Ik ervaar liefde, warmte en medeleven van hen allen in…, hun zwijgzaamheid.

Schepperszoon, de schapen, Slang, Vredepijler, Aasbrenger, Raarschaap en ja… Zelfs van Drentel, die met vragende ogen naar zijn oom opkijkt.


Ach Vooi, wat mis ik jou… 


Ik sluit voor een paar snuiven mijn ogen en denk terug aan mijn gesprek met Vredepijler en Aasbrenger. 

Moerhaas… Mede door mij! Lieve Vooi… Ik heb haar alleen gelaten bij de hongerige wolven! 

Met een flits besef ik:

Raarschaap was zojuist moediger dan ik dat ooit geweest ben… Door hem is Lamprei gered! Waar zouden de andere geredde dieren zijn? Ik vraag het Lamprei.


‘Zij wilden snel naar hun familie terug, voordat de wolven terugkwamen,’ is het begrijpelijke antwoord. Geleidelijk voel ik de krachten in mijn achterpoten terugkeren, mezelf bezorgd realiserend dat Broer het bos opnieuw is ingegaan om…

‘Brrrrrrr.’ 

Hun eigen keuze… Maar…, zijn broertje staat hier tegenover mij! Bedachtzaam vol emotie spreek ik, aanvankelijk nog aarzelend:

‘Mijn verdriet om Vooi, die mijn pulsterlingen bij zich droeg, is groot. Het doet mij goed om te zien hoeveel gewetenswroeging jij hebt over jouw aandeel in haar dood.’ Ik slik en met meer vertrouwen en rust vervolg ik: ‘Jij hebt jouw leven veranderd. Bent tegen jouw eigen Broer opgestaan en je hebt Lamprei gered! Alhoewel die lege plek in mijn hazenleven blijft, kán ik niet anders dan jou vergeven. Jouw naam Raarschaap doet jou geen recht. Het is gemeen. Vanaf nu noem ik jou Poetor, in plaats van Raarschaap. Deze naam past goed bij jou, en ben jij helemaal waard. Want Poetor is een samentrekking van “poenitens salvator”. En dat betekent boetvaardige redder.’ Zodra ik deze laatste woorden uitspreek, ervaar ik een enorme rust en vrede mijn hazenlijf doorstromen. Mijn buikje tintelt van warme blijdschap en een langgerekte vredige zucht ontsnapt aan mijn snuitje.



‘Dddit heb ik niet verdiend,’ schudt de toegesprokene aangedaan zijn kop. ‘Het is Slang die mij overtuigde mee terug te gaan, om in Vregio te blijven wonen en vrede te stichten, vanwege de wil van de Schepper. Hem moet je bedanken. En..., de Zoon van de Schepper,’ voegt hij er beschroomd aan toe, met zijn ogen als laatste eerbiedig gericht op Schepperszoon. 

‘Juist wel, Poetor!’ Nogmaals glijdt zijn naam over mijn hazenlippen. Ik proef een onbeschrijflijke vreugde, waarna ik hartstochtelijk vervolg:

‘Jij hebt het juist wel verdiend, want je bent gehoorzaam geweest! Het ultieme bewijs van jouw liefde...’ Met respect buigt de berouwvolle wolf zijn kop. Een zachte en liefdevolle glans omstraalt hem. Er heerst vregioschap**, voor de hut waar Lamprei en de andere dieren de afgelopen nacht gevangenzaten. En de Zoon van de Schepper schittert luisterrijk…


*Kinderlijk

**Het heersen van veel vrede met alle dieren


Volgende hoofdstuk


Vorige hoofdstuk


Hersenspinsels:

  1. De reactie van Raarschaap... Is het niet bijzonder? Hij draagt gewillig de gevolgen van zijn eigen daden... Zou ik hiertoe bereid zijn? En jij? Hoe verschillend reageerden de twee moordenaars/misdadigers aan het kruis in Lukas 23 vers 39 tot en met 43. En hoe reageerde de Heer Jezus op de schuldbelijdenis en vraag om genade van één van beide?
  2. Raarschaap is zich terdege bewust van zijn verkeerde gedrag. Aan het feit dat hij zijn 'straf', door Haasje gegeven, lijdzaam ondergaat laat zien hoe berouwvol hij is. Hoeveel begrip hij heeft voor de pijn van Haasje van het gemis van zijn lieve Vooi. Júist dit gedrag blust de woede van Haasje. Voor mij is dit wel herkenbaar. Woorden, zoals sorry, zijn heel gemakkelijk gezegd. Het gedrag erbij en erna, laat echter zien hoeveel berouw er werkelijk is! Mijn bereidheid te vergeven kan dan wel aanwezig zijn, maar wanneer dat berouwvolle gedrag er niet of nauwelijks is, vind ik het heel moeilijk daadwerkelijk te vergeven. Hoe is dat voor jou?
  3. Raarschaap liet zich gewillig straffen door Haasje, die hij veel pijn en verdriet heeft bezorgd... David werd verleidt en aangezet door de satan tot de zonde van de Volkstelling beschreven in 1Kronieken 21. Toen God Israël trof, besefte David dat dit slecht was in de ogen van God. De HEERE gaf hem de keuze in drie straffen, en David koos om gestraft te worden door de hand van de HEERE, niet door mensen. Hijzelf had immers gezondigd tegenover God... Aanvaard ik gewillig mijn straf op aarde, die mij toekomt over mijn zonden? Maak ik het goed met de mensen die ik daarmee benadeeld heb? En leg ik het eerlijk voor de HEERE neer, tot vergeving van zonde? En jij? David ging toen de HEERE Zijn zwaard via een engel over Jeruzalem liet gaan, in gebed. Hij vroeg om beëindiging van de pest over het volk, en om enkel straf over zichzelf en zijn familie, want het was Davids eigen zonde. En niet de zonde van het volk...! God verhoorde zijn gebed, de engel met het zwaard verdween en de pest werd niet meer gevonden onder het volk. Dat wij in deze als David zullen handelen!
  4. Paulus, een apostel van de heer Jezus, werd aangesproken door Jezus op zijn verkeerde gedrag. Hij vervolgde de volgelingen van Jezus, door ze gevangen te nemen, te geselen en te (laten) doden. Tót Jezus Christus hem zelf aansprak. Dit alles kan je lezen in Handelingen 9, 22 en 26. Wat ging Paulus toen doen?
  5. Raarschaap werd Poetor genoemd door Haasje. Een samentrekking van boetvaardige(poenitens) redder(salvator)... Wie is dé volmaakte boetvaardige Redder? Ik heb het al bij een eerder hoofdstuk gevraagd. Maar..., het is zo'n belangrijke vraag, dat ik hem nog een keer stel: Heb ik Jezus Christus al ontmoet tot vergeving van zonden? En jij? En wat doen wij daarmee? Geloven wij Hem en Zijn belofte?

29) Fijn kneepje

   ‘Nee!’ Verbijsterd grijp ik de poot van Ramkonijn. Onze poten zijn klam van het koude zweet. Angstig voor wat we lezen in elkaars ogen, s...