Aasbrenger, Vredepijler en ik reiken elkaar de vleugels en poot. Het enige geluid dat we horen is het suizen van de wind en de daardoor ritselende bladeren van de bomen. Alsof alle dieren in het bos weten dat ze eventjes moeten zwijgen… Ik krijg een opbeurend kneepje in mijn poot voordat de beide vogels, de één mijn linker- en de ander mijn rechterpoot loslaten.
Een dikke keel.
Ongewild verschijnt er een melancholische glimlach op mijn snuit.
‘Moertje en Vooi,’ fluister ik.
‘Kom,’ zegt Vredepijler, ‘ga je mee, Haas? We brengen je naar familie Sprong. Moer ontfermt zich graag over jou, zo goed ken ik haar wel...’
De schaduwen van de bomen worden langer.
‘De avond valt,’ zeg ik zacht en een beetje bedrukt. ‘Denkt u echt dat ik bij hen kan slapen? Ze hebben immers niet op mij gerekend?’
‘Wees niet bezorgd rammelaar van een Haas.’ Met een vriendelijke zachte glans in zijn ogen kijkt Aasbrenger mij aan, als hij vervolgt:
'Ik weet zeker dat er voor jou ruimte is in hun konijnenburcht. Vorige week ben ik daar nog op holbezoek geweest. De familie Sprong heeft ruimschoots kamers over!’
‘Oké…,’ antwoord ik nog wel wat ongerust, ‘want weet u, wij hazen leven graag een beetje op onszelf. Familie is leuk en fijn. Maar als we eenmaal volwassen zijn, zitten we niet graag zo op elkaars snuitje…’
Zou dat bij konijnen anders zijn? Schiet het door mijn gedachten.
Het antwoord wordt al gegeven door Vredepijler:
‘Dat is bij konijnen anders Haas. Hoe meer zielen? Hoe meer vreugd. Geloof me, je bent méér dan welkom!’ Ik voel opeens dat mijn wangen gloeien. Het zweet breekt me uit.
Want…, lijk ik nu niet ondankbaar?
Schichtig kijk ik mijn weldoeners aan. Ze geven me een schouderklopje. ‘Maak je geen zorgen, Haas. We weten hoe hazen zijn. Jullie karakter verschilt “gewoon” van konijnen. Niets mis mee! Maar het lijkt ons niet goed jou nu aan jouw lot over te laten. Een warme konijnenburcht zal je goed doen,’ de hese stem van Aasbrenger heeft een bemoedigende klank.
‘Dank u,’ hoor ik mezelf bedeesd snuiven, ‘op dit moment zou ik inderdaad niet graag alleen zijn. Ik ben jullie zeer dankbaar!’ Gezamenlijk lopen we een paar meter weg van de eikenboom, richting het smalle paadje dat naar het grasveld leidt. Knuffelbeer, zoals ik hem stiekempjes in gedachten noem, staat nog steeds op wacht. Het grasveld ligt er echter bijna verlaten bij. Vredepijler spreekt hem aan:
‘Zeg Beer, weet jij waar Moerkonijn is?’
‘Ach,’ bromt de Beer zachtaardig, ‘ze is daar bij de boom in het midden van het grasveld. Ziet u?’ Zijn dikke berenpoot wijst.
‘Haar kleintje speelt met zijn kameraad riddertje.’
‘Zijn favoriete spelletje,’ glimlacht Aasbrenger. ‘De ondeugende rakker…’ Vrolijk kijken de drie dieren naar het tafereel. Met ongeloof staar ik verstijfd van schrik naar wat mijn ogen waarnemen.
Een zwarte vleugel voel ik op mijn schouder.
‘Ssst, wees niet bang. Kleintje is veilig in de poten van deze Wolf.’ Een paar trouwhartige zwarte ogen blikken in mijn goudbruine kijkers.
‘Pfffff…’ een zucht van verlichting!
Ja..., ik ben bij Vregio... Hier ben ik VEILIG!
‘Vindt u het goed dat ik nu naar mijn grot ga? De lucht begint licht oranje te kleuren, en ik moet nog wel een flink aantal pootstappen* maken, zoals u weet. Bovendien ben ik graag voor 't donker thuis.’
‘Ga gerust Beer. We redden ons hier wel. Hartelijk dank voor de wacht. We zien je in ieder geval over zeven zonsopgangen, neem ik aan?’ Beer knikt bevestigend met zijn grote, goedige kop. Het gesprek tussen de beide dieren was volledig langs me heengegaan. Beer richt zich echter tot mij, waardoor ik met mijn hazenachterpootjes weer een beetje op aarde terug kom te staan.
‘Haas, het was fijn je te leren kennen. Maak je geen zorgen, Moerkonijn heeft speciaal op jou gewacht. En het Kleintje had zijn mond al vol over zijn grote oom Haas, die bij hem komt wonen! Ik groet jullie hartelijk en tot na de volgende zevende maan.’ Met gezwinde pootstap en een pootzwaai neemt hij afscheid van ons drieën.
Wij, op onze beurt, laten de rand van het bos voor wat het is en lopen rechtstreeks naar ‘t midden van het grasveld. Ik hoor kleintje gillen van de lach. Op Wolfs rug met zijn voorpoten stijf om zijn nek geslagen, houdt hij een lange dunne tak recht vooruit gestoken langs de kop en bek van het grote beest. Onvermoeibaar maken ze samen rondjes rondom de boomstronk, waar eerder die dag Verkrasser op stond.
Dat lijkt wel een eeuw geleden…
Vervolgens moet ik constateren dat Kleintje inderdaad veel plezier heeft. Dit, in plaats van angst, die ik zojuist nog door mijn lijfje voelde gieren. Moerkonijn heeft ons opgemerkt en hupt ons tegemoet, waarbij haar hagelwitte staartje bij elke sprong vrolijk boven het gras uitsteekt…
Bij ons aangekomen, maakt ze een lichte buiging naar de dienstkruiers. Haar hele houding straalt respect uit voor deze twee vogels.
‘Fijn dat u Haas weer terugbrengt. Kleintje zat al ongeduldig op hem te wachten. Ik was blij dat Wolf in de gelegenheid was hem bezig te houden. Barstensvol energie zit mijn kleine Lamprei…’ Een paar liefdevolle ogen kijken naar het kleine konijntje, waarna ik een hartelijk knikje krijg. Mijn ogen gaan ongemerkt weer naar dat wonderlijke tafereel.
Kleintje en Wolf…
Als het kleine konijntje bijna van zijn rug afglijdt, laat Wolf zich voorzichtig op zijn zij rollen. Zachtaardig lacht hij zijn tanden bloot.
‘Brrrrr….’ De rillingen gaan ongewild opnieuw over mijn rug. Maar Kleintje, of Lamprei, zoals zijn Moer hem liefkozend noemt, valt uitbundig lachend in het zachte droge gras. De lange dunne stok ligt vergeten en verborgen verderop in het gras.
Onvoorstelbaar! Wat hebben die twee een plezier… Ik zie hun ogen schitteren!
Moerkonijn roept ze nu tot de orde. En dat is voor geen dove konijnenoren gezegd! Enthousiast komt Lamprei naar me toe. Op een paar konijnenhuppels afstand gekomen, vertraagt hij echter en schuilt hij snel, verlegen achter zijn Moer weg. Haar pootje streelt zijn kopje:
‘Zo, heldhaftig ridderkonijn! Kom jij oom Haas redden van een burcht-loze nachtrust?’
Een warme glimlach plooit haar snuitje. Er gaat een vlijmscherpe steek door mijn hazenhartje.
Moertje...
De liefde van mijn Moerhaas zie ik weerspiegeld in de ogen van Moerkonijn voor haar lieve Kleintje...
* Voetstappen
- Gebeurtenissen uit het verleden, regeren vaak onze reacties in het heden. Dat zie je ook bij Haasje wanneer hij, Lamprei met Wolf ziet spelen. Angst vervuld zijn Hazenhartje. Gelukkig geeft Aasbrenger hem hier de relativering/nuchterheid die Haasje op dit moment nodig heeft. Hoe is dat in mijn of jouw leven? Laten wij het verleden regeren over ons heden?
- Heb jij die onbegrijpelijke, desondanks heerlijke, vrede al ervaren? De vrede van vergeving van zonden door Christus?
- Leef jij in een warme en betrokken familie? Of ervaar jij een gemis van een liefdevolle vader of moeder? Of broer of zus? Welke rol speelt dit in jouw leven?
- Niemand kan bloedverwanten vervangen natuurlijk. Heb je ondanks dat verlies wel geestverwanten uit Gods hand ontvangen? Broeders en zusters die vanuit dezelfde Bron leven, als dat jij dat doet? Wat zijn jouw eigen mogelijkheden om hiermee om te gaan?
- Hoe kan jij een broeder of zuster zijn voor jouw naaste, die dit mist?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten