Ik gil. Mijn hart zwelt op, mijn ademhaling versnelt. Onregelmatig adem ik in…, en uit. Een snik ontworstelt zich uit mijn keel die zich benauwd samenknijpt. Snuifeloos* schud ik radeloos mijn kop.
Mijn schuld. Ik had met hem mee moeten gaan. Nu is hij ook dood. Zoals Moerhaas, Oom Haas en Vooi…!
‘Haas?’ Vertwijfeld pakt Moer mijn beide voorpoten in haar poten. Een trillende zucht verlaat mijn snuit, als zij mij ten einde raad aankijkt. ‘Help je alsjeblieft zoeken? Ram is al weg. Heb je één van hen onderweg gezien?’ vuurt zij haar vragen in willekeurige volgorde op mij af. Huiverend gaat wederom mijn kop heen en weer.
Sprakeloos, dat ben ik!
Moer rammelt mij door elkaar. Ik sluit mijn ogen, schud wild met mijn kop en hervind mijn stem.
‘Natuurlijk ga ik zoeken!’ zeg ik fermer dan ik me voel. ‘Ik heb Lamprei beloofd dat hem niets zou overkomen. Ik ga hem zoeken en stop niet tot ik hem gevonden heb!’ Ineens ben ik vol activiteit. Verwachtingsvol staren Moerkonijn en de broertjes en zusjes van Lamprei, mij met hun grote donkere kijkers aan. De eerder die dag gesproken woorden van Moerkonijn, “verwacht niet zoveel van jezelf en ons Haas. Dan wordt je alleen maar teleurgesteld. Vertrouw op de Schepper”, verban ik uit mijn gedachten.
Deze keer zal het goed komen, daar zal ik voor zorgen!
‘Waar is Ramkonijn? Hebben jullie alle dieren al ingeschakeld? De leeuwenfamilie, de apen, slangen en schapen? Misschien zijn ze al thuis bij de schapen?’ snuif ik chaotisch hoopvol. Daar komt Ram hijgend aanhuppelen.
‘Ramlam is wel thuis, maar Lamprei is niet bij hen…’ Er ligt een gedesillusioneerde en doffe klank in zijn snuif. Moerkonijn slikt. Slikt nog een keer… De vooitjes drukken zich tegen hun Moer aan. Hun ogen staan vol met tranenwater. ‘We gaan onze zoon vinden,’ probeert Ram gedecideerd moedig. ‘De schapen waren al aan het zoeken toen ik kwam. Ramlam vertelde dat zij verstoppertje deden bij de schapenheide. Hij riep en riep, want hij kon Lamprei niet vinden en de lucht kleurde oranje… ’ De remmels gaan om hun Ram heen staan en snuiven eensgezind:
‘Wij gaan mee zoeken.’
‘Geen sprake van!’ reageert hij streng. ‘Ik heb jullie nodig om jullie Moer en zusjes te beschermen. Haas gaat met me mee.’
Allerlei angstige gedachten tuimelen door mijn hazenkop. Stamelend, ik durf het haast niet te snuiven echter…, het moet!
‘Sssslang ging ook richting de schapenheide.’ Ik kreun. Mijn tranen van verdriet veranderen in tranen van woede!
Verkrasser met zijn verhaal! Ik herinner me de rol van Slang in het Paradijs...
‘Wat!?’ snuift Ram dreigend fluisterend. Zijn ogen boren zich in de mijne. ‘Denk je heus...?’
‘Ram, we moeten de vuurvliegjes om hulp vragen. Het is al bijna donker,’ snuiven de remmels. Ram knikt bevestigend naar hen.
‘Slim plan van jullie! Kom Haas, we gaan de vuurvliegjes snel halen.’
‘Haas, wijs jij ons de weg naar waar jij Slang voor het laatst zag? Het is niet te hopen dat hij zich als in het Paradijs…’ prevelt hij hem nadrukkelijk aankijkend. ‘Hij is altijd zo… Nee, ik kan het niet geloven Haas. Slang!?’ Hij grijpt met meer vertrouwen, strijdbaar en troostend de poot van zijn vrouwtje. ‘Zolang we hem nog niet gevonden hebben is er hoop. Blijf jij bij de burcht voor het geval hij terugkomt? Pas goed op jullie Moer en wees gehoorzaam,’ besluit hij zijn dringende verzoek aan zijn kroost. Moer geeft Ram een stevige omhelzing, waarna zij hem sterk aandringt te gaan.
‘Ga! Ik zal de Schepper bidden. Ga nu snel!’ Zij duwt hem bijna ruw weg en wijst naar boven. Haar snuit staat strak van de spanning, evenwel…, houdt zij zich moedig groot en drukt haar lievelingen stevig tegen zich aan, terwijl zij murmelt: ‘Mijn lieve kleine Lampje…’
Met haastige spoed begeven we ons naar de vuurvliegjes. Weinig woorden zijn genoeg om hen te overtuigen van het belang met ons mee te gaan.
‘Lamprei geeft in letterlijke zin geen licht,’ zeggen zij, ‘maar vrolijkheid des te meer. Nee, Lamprei moet gevonden worden!’ Zo gaan wij gezamenlijk op weg. Met honderdtallen vliegen ze met ons mee. Hun licht schijnt op het pad dat wij lopen. Met voortvarendheid, turend en zoekend naar een glimp van ons aller lieveling. Zo zacht als we kunnen, sluipen we door het bos. We willen de eventuele dader niet wegjagen... Bovendien geen andere dieren laten schrikken, door hen te storen in hun slaap.
Je weet nooit hoe ze reageren…
We lopen bijna letterlijk een slapende roedel herten tegen het lijf. Bok schrikt wakker. Helaas heeft hij Lamprei helemaal niet gezien. Ook de everzwijnen, die we een paar snuiven later ontmoeten, hebben hem niet gezien. Ze knorren een beetje agressief, omdat wij hen in hun nachtrust verstoren, en briesen:
‘In onze gemeenschap doen we elkaar geen kwaad meer. Ga slapen en zoek morgen verder! Hij haalt vast een ondeugend grapje met jullie uit.’ Verdrietig vervolgen wij onze weg. De verkrassing van Verkrasser galmt nog na in mijn hazenkop.
Geloven deze everzwijnen dit nu echt? Na de verkrassing van vanmiddag!?
Ik slaak een trillende zucht. Mijn hazenhart gilt om mijn kleine neefje.
Op de plek aangekomen waar ik Slang zag wegglijden, schuifelen we onze weg. Een groot aantal vuurvliegjes belichten de bomen waar de slangen zich regelmatig bevinden. Alhoewel zij ‘s nachts op jacht gaan, hebben we goede hoop Slang hier te vinden. Enkele meters van het wortelveld verwijderd, blijven een heleboel vuurvliegjes hangen en zoemen dat het een lieve lust is. We moeten snel komen want…, ze hebben Slang gevonden! Ik zucht opgelucht.
Nu vinden we Lamprei vast snel!
Slang hangt in de boom. Zijn ogen kijken donker en bedroefd, nadat hij gehoord heeft waarom Ramkonijn en ik hem zoeken.
‘Moet ik nu alwéér stof happen? Denk je nou heus Ram, dat ik jouw jongste kwaad zou doen!?’ sist hij dof verwijtend door zijn bekkorf heen…
*Woordeloos
Hersenspinsels:
- Het lieve neefje van Haas is verdwenen. Haas wordt overmeesterd door verdriet en wanhoop. Het herinnert hem aan het verlies van Moerhaas, oom Haas en Vooi. Verslagenheid en machteloosheid overvallen hem. Maar daarna wil hij met alle kracht en macht die hij heeft Lamprei zoeken èn vinden, want waarin hij tekort is geschoten bij zijn Moer en Vooi en dat wil hij voorkomen bij Lamprei. Vroeger ben ik op de basisschool veel gepest. Wanneer ik het gevoel heb dat men mij weer gaat buitensluiten of iets dergelijks, dan is mijn reactie soms ook extreem. "Gewoon" omdat ik dat gevoel niet nogmaals wil ervaren. Het gebeurt zo automatisch, dat ik 't nauwelijks in de gaten heb. In overactiviteit schieten voelt prettig, zoals Haasje hierboven doet. Toch hou ik daar een náár gevoel in mijn onderbuik aan over. Ik vraag me op dit moment af hoe dat komt en trek mijn conclusie... Speelt zoiets ook in jouw leven?
- Erover praten helpt! Nog beter helpt het om de rust te zoeken en in Gods Woord te gaan lezen in de biddende hoop dat Zijn Geest erdoorheen spreekt tot mij, hoe ik op een betere en rustigere manier kan reageren. Maar dat geeft mij wel strijd. Want ook dit gaat niet vanzelf, omdat mijn verleden nog té vaak een rol speelt in mijn heden. Bovendien mijn aardse gerichtheid. Mijn vlees wil het zo graag winnen van de Geest! Nee, ik wil daarvoor niet de duivel de schuld geven. Ik ben het die gezondigd heeft... Hoe is dat voor jou?
- Een vos verliest wel zijn haren, maar nooit zijn streken. Of: eens een dief altijd een dief. Dat lijkt nu ook te spelen bij Haas. Slang heeft de mens in het paradijs bedrogen. Het angeltje van wantrouwen. Zou Slang alweer? Ook Ramkonijn krijgt twijfels. Maar deze heeft wel het berouwvolle gedrag gezien van Slang in het verleden. Bij mij werkt het eerlijk gezegd net zo. Wanneer er snoepjes of koekjes uit de kast stiekem weggenomen waren, vroeg ik twee van onze kinderen eerder dan de andere drie kinderen... Was dat terecht? En eerlijk van mij? Soms vraag ik het mezelf af. En jij? Hoe gaan jullie met zulke dingen om?
- Begrijpen jullie het verdriet en de verwijtende toon van Slang? Ik heb het zelf ook meegemaakt, dat ik door iemand vals beschuldigd werd. Ik kan me het gevoel van verontwaardiging nog heel goed herinneren. De ander was zó overtuigd dat ik het gedaan had, dat ik zelfs aan mezelf ging twijfelen... Herken jij dit? Wat deed jij toen?
- De gevoelens bang en boosheid zijn op zich niet verkeerd. Het helpt je op tijd te vluchten of actie te ondernemen. Mits je je verstand erbij gebruikt... Toch bestempelen wij deze gevoelens vaak niet als positief. Ik geloof dat de HEERE ons die gevoelens niet voor niets gegeven heeft. En jij?
- Haasje vertrouwt hier op zijn eigen kracht en vindingrijkheid. Moerkonijn zoekt hulp bij Ramkonijn, Haas en andere dieren, die daadwerkelijk gaan zoeken. Toch doet zij iets wat minstens net zo belangrijk is. Namelijk: bidden tot haar Schepper. Hoe heb ik gereageerd toen wij niet wisten waar onze puberende dochter zich bevond? Direct in actie? Biddend? Of beiden? Een goed overdenkend leermoment voor mij. Hoe zouden jullie reageren?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten